205 OUD-HOLLANDSCHE KUNST. maskeeren. Waarom, zoo mag gevraagd worden, nu men in 1883 dien aanbouw niet in een eigen stijl wilde of kon optrekken, hetgeen men althans in 1733 had gedaan, waarom dan toen, een vroegeren stijl kiezende, voor de voortzetting niet gekozen den oorspronkelijke!!, meest karakteristieken en meest waarde hebbenden stijl? Hoe ’t zij, er is nog reden tot dankbaarheid, want erger zelfs was in die dagen en met dien architect- directeur, inogelijk geweest, men heeft althans het oude raadhuis niet afgebroken, ter erlanging van een XVIIl.de eeuwsch stijl-geheel. maar dit, dank zij de belangstelling, die Mr. C. Vosmaer door zijn tweede aflevering van Nederlandsche Kunst en anderen met hem daarvoor wisten op te wekken, behouden en de gevels en den toren, waarvan de baksteen reeds geel-wit, en de zand steen reeds donker-grijs was geschilderd, ontdaan van die verf-lagen, en zonder kosten te sparen, alles met zorg (hoezeer in eene niet al te degelijke baksteen soort) gerestaureerd en de Hal weder betimmerd en tot eene waardige voorzaal gemaakt. „Felix quem faciunt, aliena pericula cautum”, d. i. „Hij spiegelt zich zacht, die zich aan een ander spiegelt’’ moge dit opschrift in het avant-corps van den zijgevel ter plaatse waar voorheen het schavot stond, zijn toepassing vinden, waar elders den aanbouw aan een monument wordt overwogen, want met een „Ne Jupiter Quidem Omnibus", d. i. „zelfs Jupiter kan het een ieder niet naar den zin maken’’, met dat opschrift op den voorgevel, kan ons ge meentebestuur zijn te kort ten dezen niet verantwoorden. Van uit de Nieuwstraat, juist tegenover den voor gevel van het oude raadhuis gelegen, kan men het best dien gevel en het werk van den ons helaas onbekenden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 319