208
OUD-HOLLANDSCHE KUNST.
lijst ten behoeve en ter plaatse der boven-pilaster voor
uitspringend en met die voorsprongen rustend op fijn
gebeeldhouwde kraagstukken, die zich ojiefsgewijze uit
den onder-bouw ontwikkelen. Met dien cordon begint
de boven-verdieping, die niet van hardsteen, maar van
kleurigen gebakken steen met zandsteenen banden en
lijsten is uitgevoerd en wier dammen zijn geleed door
gecanneleerde Dorische pilasters, waarop de groote
kraagstukken rusten, die de ver uitspringende kroonlijst
en met deze, de boven-galerij of Loggia dragen. De
vier kruis-ramen dezer verdieping zijn met eene platte
zandsteenen omlijsting, bij wijze van steenen kozijn
omsloten en de bovendorpels ontlast door eenen strek-
schen boog, bestaande uit negen lagen, welke naar
het midden toe telkens 5 cM. in hoogte verspringen,
door eene diepe steen-voeg gescheiden, terwijl op
de middelste, op den met een leeuwekop gebeeldhouw-
den voorspringende!! sluitsteen het tusschen-kraagstuk
rust, dat mede tot steun der kroonlijst dient. Bij beide
verdiepingen is de kruis-verdeeling der ramen zoo ge
kozen, dat het boven-raamgedeelte hooger is, dan het
beneden-gedeelte, bij beiden ook, liggen de ramen zeer
ondiep ten opzichte van het gevelvlak, slechts een
10 cM. daar binnen, hetgeen niet strekt ter erlanging
van diepe schaduwen en dus aan het krachtig spreken
der raamlijnen schaadt.
Zonder eenigen overgang nu heeft de bouwmeester
het metselwerk der bovenverdieping, en daarmede die
verdieping en het geheel e gebouw afgesloten met eene
steenen Dorische kroonlijst, wiens architraaf rustend en
zich vergaarend op genoemde kraagstukken niet minder
dan 65 cM. in eens stoutweg voorspringt, een voorsprong,
die ter plaatse der hoofd-piedestals van de balustrade