221 DE HAAGSCHE SCHILDERIJENMUSEA. korten tijd uit het bezit van Lord Brownlow in dat van den bekenden Parijschen verzamelaar Rudolph Kann is overgegaan. Het is dezelfde hoogbedaagde grijsaard met de blinde zienersoogen, starende in de onbepaalde ruimte, met dezelfde halfgeopende lippen, denzelfden vorm van baard en haar en denzelfden smallen gouden diadeem op ’t hoofd. Slechts een allervreemdst bruin hoofddeksel, men zou haast zeggen een omge keerde zuidwester, is door Rembrandt toegevoegd en stoort min of meer de illusie. De dichter zit in een armstoel, iets naar rechts gewend. De linkerhand rust in natuurlijke houding op den schoot, de rechter is een weinig opgeheven en schijnt de versmaat aan te geven. Een oude geelzijden doek is om de schouders geslagen en vangt het meeste licht op, daar waar de verf in breede strepen met het tempermes op het doek is gesmeerd, terwijl voor ’t overige het forsch behandelde costuum bijna uitsluitend uit geelbruine tinten bestaat. Ook het gelaat is met krachtige, vette streken op het doek gezet, en de breed geborstelde achtergrond is rijk van tint en fantastisch in de details. Nu eens meent men daarin een aureool om ’t hoofd van den dichter te herkennen en dan weder is het, alsof de laatste sporen van een brandoffer op een altaar zichtbaar worden, terwijl de eenvoudige, nuchtere oplossing mis schien deze is, dat de schilder de laatste verf uit zijne kwasten zonder doel hier en daar op dien achtergrond heeft afgeveegd. Wij zeiden reeds, dat rechts hoogstwaarschijnlijk een geheele figuur is afgesneden. Ook links is het doek niet meer intakt. Dit bewijst de handteekening, waarvan nog slechts de laatste letters: andt f 1663

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 338