231 NOG IETS TER AANVULLING. fol. 44, nu berustende in het algemeen Rijksarchief te ’s-Gravenhage, noemt Otto zoowel de namen zijner voorgangers, als de aan de kerk der gelukzalige Maria geschonken bezittingen, waar die gelegen zijn, en de plaatsen waarover de abten het patronaatrecht ver kregen hebben. In het oorkonden boek van Holland en Zeeland van Mr. L. Ph. C. van den Bergh II no. 215 komt een charter voor van dezelfde strekking het opschrift luidt Johannes, elect van Utrecht, bevestigt de abdij van Middelburg ten verzoeke van haren abt Nicolaas, in al hare bezittingen en privilegiën door zijne voorgangers verleend Juni 1271. In beide deze vinden wij o. a daarin genoemd: „Wellam cum omni decima et omni dotali terra et omnibus oblationibus altaris, cum appenditiis suis, id est Kortekine et North well am”, d. i. Welle met alle tienden, al het dotatieland en alle offeranden des altaars met hare onderhoorigheden, zooals Kortekene en Noordwelle. De abten van Middelburg oefende dus het patronaat recht uit over de kerk van Welle, die eene hoofd- of moederkerk was der kerken of liever kapellen te Kortekene en Noordwelle en hadden dus het recht om priesters te benoemen enz. Volgens „overzicht van de kloosters en abdijen in de graafschappen van Holland en Zeeland” zegt Dr. R. C. H. Römer I blz. 80. dat graaf Willem en zijne gemalin eenige tienden aan de abdij van Middelburg schonken in Noorabeveland en dat hij bovendien de gift van zijn overleden broeder bevestigde (1208). Wellicht behoorde daartoe Welle, ■welk verdronken dorp in Noordbeveland lag beoosten de Wijtvliet, die dat eiland in twee deelen deelde, tot dat Kortgeene bedijkt werd. Noordwelle, dat in het eerste stuk niet voorkomt, ligt in het eiland Schouwen: het komt me vreemd voor, dat onder eene plaats in Noord- beveland als onderhoorigheid kan voorkomen, eene plaats gelegen in Schouwen; de vraag zou bijna gewettigd zijn: kan er in Noordbeveland geene plaats gelegen hebben, die ook Noordwelle heette

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 349