238
IETS OVER DE APOSTOLISCHE VICARISSEN.
Het huis, waarin deze godsdienstplechtigheid plaats had. werd
door de Staten geheel afgebroken. (Zie de besluiten van de Staten van
Holland en Oost-Friesland 29 April 1652. Oud register p. 169. Nieuw
register p. 191).
Deze was geboren te Delft, den IBden Maart 1548
en priester gewijd te Utrecht den 22sten Maart 1572.
Hij was de laatste deken van het colligiaal kapittel
in de Hofkapel van ’s-Gravenhage.
Om eenige geschillen te vereffenen, ondernam hij de
reis naar Rome en werd aldaar den 22sten September
1602 tot aartsbisschop gewijd van Philippe. Alsdan
keerde hij naar Nederland terug met eene meer uit
gestrekte macht. Den 30sten Mei van hetzelfde jaar
was hij reeds uit Holland, Zeeland en Friesland verbannen
en zijne goederen verbeurd verklaard. Hij vestigde toen
zijn verblijf in Keulen. Dit verhinderde nochtans niet,
dat hij, voor zooverre het mogelijk was, uit den vreemde
zjjne kudde nog immer bestuurde en tot vervulling
zijner plichten bevond hij zich in 1611 in ’t geheim
te ’s-Gravenhage. Hij maakte zich voor den godsdienst
zeer verdienstelijk en stierf den 3den Mei 1614 te
Keulen in geur van Heiligheid.
Zijn opvolger was Philippus Roveen, geboren te
Deventer, die in 1640 als Coadjutor ontving: Jacobus
van den Torre, geboren te ’s-Gravenhage. Deze was
eerst pastoor geweest te Eikenduinen, in de omstreken
van ’s-Gravenhage, kanunnik van de kathedraal van
Cambrai en prevoost van Harlebeke. Den 19 Mei 1647
werd hij aartsbisschop van Ephèse van Munster. Toen
hij het H. Vormsel in het gehucht Zijdewind toe
diende, werd hij gevangen genomen, doch daar hij
wist te ontvluchten, werd hij verbannen verklaard uit
Oost-Friesland, en zijne goederen aangeslagen.