10 En dan wensch ik er in de eerste plaats op te wijzen, dat voor de vereeniging »die Haghes een grootsch en verheven werk is weggelegd, dat, indien die vereeniging zelfs niet meer deed dan dat, door alle eeuwen heen haar naain in de geschiedboekcn zou overbrengen. Het gedrukte verslag in het H. J. voor 1894 heeft u in her innering gebracht den schoonen avond van '12 April van het vorige jaar, toen we bijeen waren in de kunstzaal van Pulchri Studio, en konden genieten van de belangrijke en leerrijke lezing door ons medelid, den heer Peters, gehouden, toegelicht en opgelüisterd door een even belangwekkende als artistieke histo rische kunstbeschouwing over het Kasteel tdie Haghea. Nauw sloot zich aan die lezing aan het op Zondag d. a. v. bezoek, gebracht door de meesten onzer, onder leiding van den spreker, aan de historische gebouwen, die eenmaal luisterrijk mochten heeten, maar nu nog slechts met een meewarig oog konden worden bezien. Ik had op dien dag gemeend, bij mijne dankzegging aan den heer Peters, een warm woord te kunnen richten tot de vele bezoekers, en hen op te wekken om medestrijders en mede standers, met woord en daad, te worden in eene zaak, die onze Vereeniging na aan het harte moet liggen, en zeker de mede werking van mannen van alle partijen en richtingen verdient, n.l. het weder in haar vroegeren staat terugbrengen van de eeuwenoude ridder- of hofzaal, de kiem en kern van ons ’s-Gravenhage. Ik vond de gelegenheid tot het uitspreken mijner gedachten in die ure niet. Het terrein liet dit niet toe. Ik behield echter mijn vaste voornemen om te eenigertijd daarop terug te komen en u mijne medeleden voor te houden, dat het onze plicht is, onze eerste, en ik zou haast zeggen onze eenigste taak, om dat monument van het glorierijk verleden terug te doen brengen in zijn vroegeren toestand. Met drie regels heeft de heer Peters, aan het slot zijner rede, nu gedrukt in het Haagsch Jaarboekje gezegd, wat ik zou willen, dat door de Vereeniging zal worden ter hand genomen. Sober zeer zeker klinkt het: «Moge het de Vereeniging »die Haghet. gegeven zijn om binnen een niet al te lang tijds verloop, die zaal weder in eere te doen herstellenu, maar waar de heer Peters die woorden uitspreekt, waarin hij heel zijn ziel legt, dan zijn het bazuinen gelijk, wier sonore tonen doordringen tot elk en een iedereen, en wier geklank. figuurlijk gesproken, evenals ten tijde van Jozua de muren van Jericho door de trillingen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 90