11
omver werden geworpen, de ontmanteling zal tot stand brengen
der groote en grootsche zaal.
Mag ik door applaus het bewijs uwer sympathie ontvangen,
laten die klanken, dat gejuich niet zijn ijdele klanken die weg
sterven, en vergeten raken, maar laten zij zijn een daad, een
begin van uitvoering.
En wat verder onze werkzaamheden betreft, bezit bovendien
het oud-archief der gemeente ’s-Gravenhage niet de belangrijke
reeks privilegiën en octrooien, door onze graven en vorsten aan
’s-Gravenhage gegeven
Welk eene heerlijke studie kunnen zij leveren ten opzichte
van den invloed dien zij gehad hebben om het «dorp der dorpen»
op te voeren tot een der eerste steden van Nederland, en te zien
op welke wijze zij medegewerkt hebben tot den tegenwoordigen
bloei der residentie; haar groei en ontwikkeling.
Helaas, wij gaan niet verder terug dan tot 13'13; zeer zeker
zouden we wat meer willen bezitten uit het schitterende tijdvak
van Willem II en Floris V, de stichters van het Binnenhof, en
gadeslaan wat zij waren voor Den Haag en zijn burgers, evenals
de Jan-graven, die na hen kwamen.
Nu echter moeten we ons tevreden stellen met de vrij volledige
reeks van charters van graaf Willem den Derden af, tot aan
onze stadhouderlijke regeering, ten getale van meer dan 120.
Doch geen nood: ieder stuk op zich zelf kan de aanleiding zijn
tot het schrijven van een hoofdstuk uit de geschiedenis van ons
’s-Gravenhage, hetzij over de belastingen en heffingen, de accijnsen,
imposten en
de wording
andere financieële regelingen, daaronder begrepen
en uitbreiding der magistraatscolleges, met hunne
rechten en verplichtingenover de vroedschappen, reeds zoo
vroeg ingesteld en de povere figuur die dit college maakte, al
wilde zijne leden zich de allures geven van mannen van gewicht:
over handel en nijverheid, inzonderheid wat dezen laatsten
tak betreft, over de neringhe der draperie, eenmaal in Den
Haag zoo zeer bloeiende, en aan welk bedrijf tal van straatnamen
herinneren over de brouwneringe en de verschillen daaromtrent
met andere steden, en de disputen onderling; over het aandeel
dat Den Haag moest dragen in de veelvuldige oorlogcontributiën,
en de wijze waarop de gelden daartoe werden verkregenover
de herbaalde malen aangewende pogingen om Den Haag te ver
sterken, en haar den knellenden band van versterkte stad te
gevenover de scholastrie, aanvangende met het recht daarop