13
kunnen u doen zien, dat mijne bewering op proefondervindelijke
gronden berust.
We kunnen ook de oude Kronyken ter hand nemen, en ze
opslaan op Den Haag, en overzien wat zij er van hebben geschreven.
Zeer zeker zal dan een vergelijkend onderzoek noodig zijn, maar
wie weet tot welke schitterende resultaten we zouden komen,
indien we dat moeizaam werk eens begonnen.
»Nu is conick Willem in Hollant gecome, daer hi mit groter
Bwaerdicheyt, eer ende triumphe ontfangen wert, als wel recht
»was; ende quam terstont in den Haghe, ende dede ontbiede
nverstandele wercklieden om een coninclijk pallays daer te
«doen maken, ende heeft daar gefondeert die scone welgechyerde
warneren, als men noch sien mach.”
Waarom zouden we met die enkele mededeeling tevreden zijn
laten we zoeken en speuren naar wat de grijze oudheid te boek
heeft gesteld!
Min of meer als kronieken zou ik ook willen beschouwd zien
de mémoires en reisbeschrijvingen, in andere talen opgesteld,
door de vele touristen geschreven, die successievelijk ons land
en ook Den Haag bezochten.
Ik w’eet zeer goed, dat men zich dikwerf met zeer naieve en
onbeduidende mededeelingen moet behelpen veelal onwaar en
overdreven, en dat onze naneven, die onze Vereeniging over
eeuwen zullen voortzetten, zeker niet stil zullen staan bij de
opmerking van b.v. eene touriste onzer dagen, dat voor de tram
wagens alleen witte paarden worden gebruikt, maar ik weet
eveneens dat de uitzondering den regel bevestigt.
Een voorbeeld uit do tientallen.
In de Lettres sur la Hollande, uitgegeven in Den Haag in het
jaar 1780 bij de boekhandelaren J. H. Munnikhuizen en C. Plaat
vindt men menige belangrijke mededeeling over de stad onzer
studie. Een enkel staaltje er uit, over Zorgvliet en den Schcve-
ningschen w'eg zou dit reeds aantoonen.
Nog sprekender bewijs voor mijn betoog is dit, dat in een
Duitsch tijdschrift, een Duitsch museum van 1782, in reisbrieven
over Holland, eenige zeer merkwaardige mededeelingen gedaan
worden omtrent de Haagsche porceleinfabriek van de firma
Lijncker Co, waaruit we leeren, dat ongeveer 40 menschen
daarin werkzaam waren, wat al dadelijk de stelling omver werpt,
dat het Haagsche porselein niet in den Haag bewerkt zou zijn
geworden, wat door enkelen is beweerd.
Zeer zeker mogen bij deze matérie ook genoemd worden de