15
de H. M.de onverwinnelijke H. M.’t waare lof vandezegen-
pralende H. M.de Hollandsche Haagsche Mercurius, Leugen-
agtige tijdingen en moordadige toeleg tegen Dr. Joh. Friedr.
Mayern in Hamburg, en andere stukken.
Toen Doedyns zijn laatste nommer uitgaf, werd terzelfder tijd
door de censuur getroffen de nieuwe Haegse Mercuur, die
sedert 20 Mey '1699, eveneens bij Gillis van Limburg verscheen,
en het slechts bracht tot 3j£nommers. Dit periodiek geschrift
was van de hand van C. v. Dijnkershoek, over wien Mr. O. W. Star
Numan, eene interessante studie, bij wijze van dissertatie in 1869
heeft geschreven.
De Mercuriusstaf van het vignet draagt met het 2e nommer
te beginnen den Ooievaar, als Haagsch merkteeken. In dat nommer
geeft de schrijver van die wijziging dè volgende toelichting:
«Het tweede merkteeken van het ware Hagenaertje zal
«hier in bestaen dat het in ’t toekomende syn eygen wapen zal
«voeren op de staf van Mercuur; lust het oyevaertje daer dan
«wat te bikken, dat het aest op de adderen-gebroedsel, dat daer
«om zijn pooten sal sweven». Deze Mercurios was even als die
van Doedyns, bekend onder den naam Oyevaartjes.
Nadat het «de Hooge overigheyd behaegt» had de voortzetting
van het buitensporige blaadje te verbieden, werden de verschenen
nommers door den schrijver, in één band vereenigd en met eene
voorrede verrijkt, welke exemplaren hoogst zeldzaam zijn, want
op meer gevorderden leeftijd liet Bynkershoek de exemplaren
overal opkoopen, en «vindt men getuigd, dat hij somtijds wel
een dukaat voor het stuk besteedde.®
Ook van dezen Mercurius verscheen een tweede druk in'tjaar
1745, ongeveer een paar jaar na des schrijvers dood bij den
Amsterdamschen boekverkooper Arnoldus Lobedanius. Op de ge
graveerde titelprent van S. Fokke vindt men het portret van
Bijnkershoek, die in het Impostregister der begrafenissen is
ingeschreven «69 (jaar oud) 22 d° (April 1743) de Heer en
Mr. Cornells van Binkershoek f 31 —100». Hij viel dus
in de le klasse.
Van 19 September 1691 tot 21 Nov. van dat jaar, verscheen
eveneens bij den uitgever van Limburg een latijnscheMercurius,
onder den titel: Hagiensis Mercurius. waarop Doedijns in n° 13
der 2e serie van zijn II. M. doelt, wanneer hij schrijft: «Mij is
«van goederhand bericht, dat de Haagse M. toekomende Vrijdag
«sal uytkomen in het Latijn, zijnde opgeschikt op zijn Romeinse!)».
Volledigheidshalve wil ik nog even gewagen van de Nieuwe