18
ander uiterlijk
bouwen in de?
c te geven dan het bestaande gebouw reeds heeft. De ge-
leze omgeving munten niet uit door gelijkheid van stijl.
De meest mogelijke verscheidenheid van stijl is daar te zien, maar het
wil mij zeer vreemd toeschijnen, alsof het aanzien beter zoude worden,
indien men voor één zelfde gebouw twee stijlen gebruikte. Dit is toch
hetgeen men wil. Men verlangt, dat het nieuw aan te bouwen gedeelte
het aanzien krijge, alsof het een afzonderlijk gebouw ware. De geachte
verdediger van het amendement heeft gewag gemaakt van een afzonderlijken
ingang, welke in den vleugel zou worden aangebracht. Doch er is geene
behoefte aan, Mijnheer de Voorzitter, om dien nieuwen vleugel een ingang
te geven. Dit zou een onnut ding zijn, in strijd met de behoefte. Moet
men nu, om het architectonisch uiterlijk te verfraaien, een gefingeerden
ingang maken? Hoe het zij, de belangstelling- is gaande gemaakt voor
het uiterlijk van deze verbouwing. Wanneer het mij blijken mocht, dat
er eene betere oplossing aan te geven is dan de thans voorgestelde, zal
ik mij daartegen niet verzetten. Er kan alleen sprake van zijn, wanneer
men niet wil dat de stijl der verbouwing gelijk zij aan dien van het
Departement, dat hij zich aansluite aan dien der Grenadierspoort.
Nu is het de vraag, of het mogelijk en voor den welstand bevorderlijk
is, een dergelijken, betrekkelijk kleinen, doch zeer hoogen gevel, die zich
ver boven de Grenadierspoort zal verheffen, zoodanig aan laatstgenoemde
poort te doen aansluiten, dat men den indruk krijgt, alsof beide een ge
heel vormen.
Ik ben bereid dat vraagstuk aan deskundigen ter overweging te geven
en af te wachten of daaromtrent eene behoorlijke oplossing' te verkrijgen
is. Intusschen verklaar ik niet te begrijpen dat in afwachting daarvan
de gelden tot dien bouw aan de Regeering zouden moeten onthouden
worden. Bereid ben ik de oplossing aan de zaak te geven die door des.-
kundigen het meest aanbevolen wordt, wanneer mij blijkt dat die oplos
sing te verkrijgen is binnen de perken van het bedrag voor dezen bouw
op de begrooting gebracht.
Ik kan mij dus met het amendement niet vereenigen.
De heer CremerOfschoon de voorstellers van het amendement zich
geheel vrij wanen van eenigen magischen invloed, waarvan zij het bestaan
niet erkennen, dienen zij rekening te houden met het feit, dat een man
als de geachte afgevaardigde uit Goes, de Heer de Savornin Lobman, daaraan
gelooft, het bestaan daarvan erkent. Zij behouden evenwel de overtuiging,
dat het alleen de invloed geweest is van hun gevoel voor welstand,
die er hun toe gebracht heeft dit amendement in te dienen. Het is dan
ook niet ingediend als een schijn-amendement, maar als een ernstig gemeend
amendement. Wij hebben wel overwogen om het eerst in te dienen na
eene discussie over dit onderwerp, wanneer de loop der beraadslaging
daartoe aanleiding mocht geven; echter weet men te goed dat de Kamer
niet wenscht verrast te worden door een amendement: daarom hebben
wij gemeend het vóór de discussie te moeten laten drukken en ronddeelen.
'Nu beseffen wij zeer goed dat het voor de Kamer moeilijk is om te
beslissen omtrent den stijl van een bouwwerk, en daarom hebben wij op
den voorgrond gesteld, dat wij dit ook niet wenschten, maar dat wij