23 te mogen onthouden, van Stockum Jr., die reeds Leiden, den 19den Juli 1895. Aan het Bestuur van de Vereeniging ..die Haghe" te's-Gravenhage. WolEdele Hoeren, Namens het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandschc Letterkunde heb ik de eer te berichten, dat wij met groote belangstelling hebben kennis genomen van Uw schrijven dd. 5 Juli II., waarin ons Uw besluit wordt medegedeeld, eene Huy- gens-Tentoonstelling te organi«>eeren, omvattende geheel het geslacht, met Con stantijn, vader, en Christiaan, zoon als middenpunt, en beide beroemde mannen naast die tentoonstelling ook op andere wijze te herdenken. Mocht onze Maatschappij in het bezit zijn van eenig voorwerp, dat tot opluis- zoo in de Vereeniging die Haghe. als in de Tentoonstelling, welke zij ging ondernemen, en waarbij beoogd wordt een welverdiende hulde te brengen, aan Constantijn en Christiaan Huygens in ’t bijzonder, en aan de Huygensen, in drie geslachten, in het algemeen. Ook was de Vereeniging Zijne Excellentie wel erkentelijk voor de lofrede, door den Minister onlangs op Christiaan Huygens gehouden bij de opening der tentoonstelling van geneeskrachtige kruiden. In zijn inleiding herinnerde de Voorzitter verder aan hetgeen hij (juist dien dag) vóór 15 jaar geschreven had: „Morgen is mijn dichter jarig”, en waarmede hij toen een artikel voor het Jüaagsche Dagblad had aangevangen, dat beoogde het oprichten van een standbeeld voor Constantijn Huygens. Daarvoor had hij zelfs reeds de opschriften op het voetstuk gereed gemaakt. De zaak echter, met hoeveel geestdrift door hem bepleit, was sluimerende gebleven. Daar hij meende, dat de tentoonstelling schitterend zou slagen, zou er, eer September 1896 tot het verledene behoorde, nog- lofs genoeg, en misschien ook kritiek, maar kritiek houdt dikwerf lof in. van de vier hoofdfiguren van het Huygens-geslacht gezegd of geschreven worden daarom meende hij zich er nu van te mogen onthouden, en alleen de feiten te moeten releveeren. De kiem werd gelegd door den heer W. P. in het voorjaar hem over deze zaak sprak. Onvoorziene omstandigheden, voornamelijk de ernstige ziekte van den secretaris der Vereeniging, deden de zaak hangende blijven, tot een zomervergadering van het Bestuur ongeveer samenviel met het zich openbaren van verschillende stemmen, in den lande, tot het oprichten van een standbeeld voor Constantijn Huygens. Het meest ernstige woord werd gesproken door den heer dr. Jan ten Brink, in de Maatschappij van Letterkunde, en het Bestuur van Die Haghe. meende dan ook een schrijven te mogen richten aan het Bestuur dier Maatschappij, beoogende samenwerking in zake het standbeeld, en waarbij tevens kennis werd gegeven van het voornemen der Vereeniging om een Huygens-Tentoonstelling in te richten. Toen nu het bestuur van de Vereeniging min of meer inogelijke steun door inzending werd toegezegd voor de Tentoonstelling een negatief antwoord ontving, meende het, wat deze Tentoonstelling betreft, zijn eigen weg te mogen gaan zonder samenwerking met de inmid-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 111