29
den heer
sympathie ontvangen, laten die
schenke werd gegeven een model in karton, op een honderdste der ware
grootte, van de Groote of Ridderzaal, voornamelijk schoon in de haar ont
roofde oude bekapping, waarom het hier voornamelijk gaat.
Immers het is het doel van ons gemeenschappelijk streven die zaal
blootteleggen, te ontmantelen, en tei ugtebrengen in haar vroegeren vorm.
Daarvan is dan ook in onze uitnoodiging sprake.
Reeds in het begin van dit jaar (1894) durfde ik er in algemeenen zin
op wijzen, toen ik in mijne installatierede der nieuwe leden van ..die
Haghe” het volgende sprak:
„En dan wensch ik er in de eerste plaats op te wijzen, dat voor de
vereeniging „die Haghe” een grootsch en verheven werk is weggelegd,
dat, indien die vereeniging zelfs niet meer deed dan dat, door alle eeuwen
heen haar naam in de geschiedboeken zou overbrengen.
Het gedrukte verslag in het II. J. voor 1894 heeft u in herinnering*
gebracht den schoonen avond van 12 April van het vorige jaa»*, toen we
bijeen waren in de kunstzaal van Pulchri Studio, en konden genieten van
de belangrijke en leerrijke lezing door ons medelid, den heer Peters, ge
houden. toegelicht en opgeluisterd door een even belangwekkende als
artistieke historische kunstbeschouwing over het Kasteel „die Haghe"
Nauw sloot zich aan die lezing aan het op Zondag d. a. v. bezoek
gebracht door de meesten onzer, onder leiding van den spreker, aan de
historische gebouwen, die eenmaal luisterrijk mochten heeten, maar nu
nog slechts met een meewarig oog konden worden bezien.
Ik had op dien dag gemeend, bij mijne dankzegging aan
Peters, een warm woord te kunnen richten tot de vele bezoekers en hen
op te wekken om medestrijders en medestanders, met woord en daad, te
worden in eene zaak, die onze Vereeniging na aan het harte moet ligg-en.
en zeker de medewerking van mannen van alle partijen en richting? n
verdient, n.l. het weder in haar vroegeren staat terugbrengen van de
eeuwenoude ridder- of hofzaal, de kiem en kern van ons ’s-Grravenhagp.
Ik vond de gelegenheid tot het uitbreken mijner gedachten in die ure
niet. Het terrein liet dit niet toe. Ik behield echter mijn vaste voornemen
om te eeniger tijd daarop terug te komen en u mijne medeleden voor te
houden, dat het onze plicht is, onze eerste, en ik zou haast zeggen onze
eenigste taak, om dat monument van het glorierijk verleden terug te doen
brengen in zijn vroegeren toestand.
Met drie regels heeft de heer Peters, aan het slot zijner rede, nu ge
drukt in bet Haagsch Jaarboekje gezegd, wat ik zou willen, dat door de
Vereeniging zal worden ter hand genomen.
Sober zeer zeker klinkt het: „,,Moge het de Vereeniging „die Haghe"
„„gegeven zijn om binnen een niet al te lang tijdsverloop, die zaal weder
„,,in eere te doen herstellen””, maar waar de heer Peters die woorden uit
spreekt, waarin hij heel zijn ziel legt, dan zijn het bazuinen gelijk, wier
sonore tonen doordringen tot elk en een iedereen, en wier geklank. fi
guurlijk gesproken, evenals ten tijde van Jozua de muren van Jericho
door de trillingen omver werden geworpen, de ontmanteling zal tot stand
brengen der groote en grootsche zaal.
Mag ik door applaus het bewijs uwer