32
en de tornooien der Heeren. Binnen hare wanden had. in den zomer van
1581, die gedenkwaardige vergadering plaats van de afgevaardigden der
Geünieerde Provinciën, waarin de Honing van Spanje vervallen werd
verklaard van zijne heerschappij over deze landen. Zij zag de wording
onzer Republiek, haar bloei, haar kracht, haar bloedige offers, haar verval.
Het is wel niet noodig. verder in bijzonderheden te treden om de
geheel eenige beteekenis in het licht te stellen van dit eerwaardige gebouw,
dagteekenende uit de eerste, tijden onzer historie, en dat nog heden met
zijn forschen gevel aller aandacht tot zich trekt. Doch, helaasdit monument,
waar in Nederland geen tweede is te stellen, dit vorstelijk gedenkteeken
onzer geschiedenis, verkeert in een toestand, die welhaast eene schande
voor Nederland mag worden genoemd. Jaren en jaren lang op schromelijke
wijze verwaarloosd.en aan verval prijs gelaten, werd de aloude Zaal, nu
ruim dertig jaar geleden, door eene bij uitnemendheid ongelukkige en
onoordeelkundige zoogenaamde restauratie inwendig geschonden en ver
minkt. Nu staat zij daar, eene ongeschikte bergplaats voor de archieven
van het Departement van Binnenlandsche Zaken, in haar gewelven een
rommelkamer en turfhok, ontoegankelijk en gelukkig ontoegankelijk
voor landgenoot en vreemdeling; eene levende aanklachten beschuldiging
tegen het volk, dat een der eerwaardigste en kostbaarste monumenten
zijner historie aan zoo schandelijke ontwijding prijs laat geven.
Gelukkig is in den laatsten tijd in toenemende mate het besef levendig
geworden, dat deze voor het nationaal gevoel pijnlijke en vernederende
toestand niet langer mag voortduren. Op uitnoodiging van de Vereeniging
..Die Haghe,” hebben de ondergeteekenden zich tot eene Commissie ver-
eenigd om middelen te beramen ten einde de aloude Zale in eere te
herstellen en zooveel mogelijk terug te brengen in den toestand, waarin
ze zich na haar voltooiing bevond.
Om tot dit doel te geraken, komt het den ondergeteekenden voor,
dat de Groote zaal moet worden opgenomen onder de historische monu
menten, waarvoor de zorg aan het Departement van Binnenlandsche Zaken
is opgedragen. En inderdaad, wanneer iets verbazing mag wekken, dan
is het wel dit, dat de Groote Zaal tot dusver niet is gerangschikt onder
de historische gedenkteekenen of de gebouwen die oudheidkundige of
kunstwaarde hebben. Terwijl toch, door het geheel e land, tal van soms
minder belangrijke en niet aan den Staat behoorende gebouwen, en zelfs
hier in ’s-Gravenhage de aloude Voorpoort van het Grafelijke Plof, in die
kategorie zijn opgenomen, werd tot heden het hoofdgebouw van dat
zelfde Hof,'het historisch gedenkteeken bij uitnemendheid, het gebouw
waarmede, ook wat kunstwaarde betreft, schier geen ander in Nederland
is te vergelijken die eere niet waardig gekeurd
Het is daarom dat de ondergeteekenden zich met den diepsten eerbied
tot Uwe Majesteit wenden, met de bede dat het Uwe Majesteit moge
behagen, de Groote Zaal op het Binnenhof te’s-Gravenhage te rangschikken
onder de historische gedenkteekenen, voor welker onderhoud jaarlijks op
de begroeting van het Departement van Binnenlandsche Zaken gelden
beschikbaar worden gesteld. Zij richten die bede tot Uwe Majesteit met
volle vertrouwen, wetende hoezeer de eer en de roem van het Nederlandsche