40
Naast hen moeten genoemd worden een Mandemaker, een v. d. Spuid.
een Tromp, de stillen in den lande; een Ising, die in zijn meesterwerk
„het Binnenhof” dat statige gebouw kroonde, en daardoor zich zelven
ook de oude Heer van Stockum, die een practisch boekje heeft gegeven,
gaarne school willende gaan bij al zijn wetenschappelijke voorgangers;
en een Gram, die den humor in zijn 's Gravenhage in onzen tijd wist te
brengen, en vonken van zijn vernuft deed spatten, zooals ongeveer een
halve eeuw geleden, Jonckbloet in zijn bekende Physiologie van den Haag.
Het komt mij niet onbelangrijk voor even na te gaan, hoe de Hagenaars
van voor 25 jaar de pogingen welke door de Vereeniging, zoo even
genoemd, werden aangewend, om liefde voor de geschiedenis van’s Gra-
venhage te wekken, hebben begroet.
Het naschrift in den bundel van 1863 houdt min of meer een klacht in.
Daarin wordt toch gezegd:
„Mogt de Vereeniging al niet den bijval van velen ondervinden, zij
mogt zich toch in de goedkeuring van sommigen, op wier oordeel zij
prijs stelt, verheugen, terwijl zij de verwachting koestert, dat haar pogen
langzamerhand meer algemeen zal bekend worden en de belangstelling
van een grooter getal lezers opwekken. Het geldt toch ook met opzigt
tot haar, dat elke onderneming bij den aanvang moeielijk is.”
Gelukkig kon er bijgevoegd worden: „De vereeniging mogt van hot
Gemeentebestuur van ’s-Gravenhage eene medewerking ondervinden,
welke van hare zijde den meesten dank verdient.”
Ik houd niet van zuchten te slaken het optimisme, dat een deel van mijn
karakter uitmaakt, houdt pessimisme verre van mij. Zelfvertrouwen, waar
het geldt eene goede zaak, sterkt en staalt mij, bij alles wat ik onderneem
of doe; een vaste wil vult aan wat mij mocht ontbreken, en dus wanhoop
ik nooit of benijd niemand, maar toch durf ik aan onzen goeden Genius,
den Ooievaar, de bede opdragen: och mocht ook de Vereeniging die
Haghe spoedig hetzelfde van het Gemeentebestuur getuigen!
Voor dat ik nu tot het tweede deel mijner rede overga; nogmaals een
eeresaluut aan de oude garde, die in waarheid zich niet heeft overgegeven,
want ontbonden is de vereeniging „met langen naam” tot op heden niet.
liet valt niet tegen te spreken, dat, er gedurende de vijf jaren. welke
onze Vereeniging „die Haghe” heeft bestaan in onzen kring tal van
vraagpunten zijn te berde gebracht, welke onopgelost moesten blijven;
dat vele duistere punten, in de geschiedenis van ’s-Gravenhage. niet
konden worden opgehelderd, en dat wel eens opnieuw of als iets nieuws
werd gezegd, wat reeds geschreven was. of van algemeene bekendheid
mocht heeten; het volmaakte bestaat nog niet, en al trachtten we naar
volmaaktheid, we zijn daarom niet volmaakt.
Daartegenover spreken en getuigen onze handelingen van wetenschap-
pelijken zin, van onvermoeid onderzoek, van wikken en wegen, schiften
en scheiden, door ieder uwer zooveel mogelijk betracht om tot een goed
en groot geheel te komen.
Ik zal u niet vermoeien om bladzijde voor bladzijde met u onze jaar-