49
Of mogen we onzen Verhuist niet als een groot man eeren, en wat is
hij in de Kolfbaan van Kees Vermeulen. (nu de Bazar van Boer)
klein begonnen, waar ook de Heer La Chapelle, op het eerste concert,
door hem gedirigeerd, lustig de strijkstok hanteerde.
Nu ik eenmaal op de Toussantkade ben aangeland, mag ik ook wel
een stap of wat verder gaan.
De naam van den heer GRAM heb ik zoo straks reeds genoemd.
Ik verheug mij in zijn toetreden, wijl zijn ongeëvenaarde wijze van
kouten geur en kleur geeft aan alles wat hij met zijn pen in beeld brengt.
Waar hij stukjes Haagsche geschiedenis, voornamelijk uit onze dagen
met vluggen, vaardigen veder neerschijft, verkrijgen zij een eigenaardig
cachet, en het elk wat wils moet ook in die Ilaghe de leer blijven. Bo
vendien heeft die Heer met zijn Trekvaart; - bijschriften, zoo noemt hij
zijne schetsen bij de etsen van KOSTER, ik zou ze willen noemen studies,
de sporen verdient, en zal de vorm die hij kiest juist mede werken om
wat dor is, wat iets skeletachtigs heeft, vleesch en bloed, en zenuwen en
spieren te geven, en daardoor ook hen te winnen die zich soms laten
afschrikken door de woorden muf en duf.
Met die woorden moeten we echter allen, nis werkende leden van die TJaghe
vrede hebben en er ons niet door laten afschrikken.
Zij allerminst niet, de Heeren MENDELS en COPES VAN HASSELT
die zich met hart en ziel wijden aan het onderzoek der archieven, en ieder
naar den aard hunner neigingen, uren achtereen de houding aannemen
van het type der oudheidkundigen om schuil te gaan achter stapels
registers en perkamenten. Deze om ’slands geschiedenis uit de bronnen
te speuren, gene om de krijgsgeschiedenis een stap verder te brengen.
Hunne nasporingen zullen, we twijfelen er niet aan, ons doel ten goede
komen.
Waar het woord krijgsgeschiedenis is genoemd moet als van zelf de
naam WEITZEL volgen. Reeds mocht het Haagsch Jaarboekje bogen op een
artikel van zijn handdat het een begin zij van een serie, zoodat de
naam van den bekwamen Generaal als met stralenden glans telken jare
in onze annalen worde aangetroffen
Ook de heer HANAU heeft door zijn flink artikel ovor de Geschut
gieterij en de geschutgietersfamilie JMLaritz alle aanspraak op onze hulde.
Vreedzamernamelijk wat het onderwerp betreftwant geschillen
moeten ver blijven van onze vereeniging, zullen optreden de Heeren
BLOM COSTÊR. PIT en ROWER, VAN SOMEREN BRAND.
LINTZ en KLINKENBERG.
Reeds werkte de eerste mede, of ten minste wekte hij daartoe op, om
een nog hangend vraagstuk tot oplossing te brengen, door aan een onzer
werkende leden de gelegenheid te geven om uit oude papieren, de waar
heid te zoeken omtrent het oude jachtslot der graven van Holland. We
hinken daaromtrent nog altijd op twee gedachten, maar de vaardige
geest van den bewerker dier papieren staat ons borg, dat het vraagstuk
eerlang geen vraagstuk meer zal zijn.
Het ontegenzeggelijk nut van eene afdeeling Kunsten en Wetenschappen
aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken valt niet te wedersproken.
Daarom meenden -we ook de twee ijverige en kundige arbeiders in dien
wijngaard, naast ons eerelid de Stuers te mogen doen trachten, werkers in
onzen wijngaard te worden. De oogst zal dan ook zeker niet uitblijven.