12 DE HAAGSCHE FINANTIËN IN 1794 EN EEK EEUW LATER. komen. Het Committé slaakt reeds dadelijk de ver zuchting: „ach, ware de administratie dier middelen „op dezelfde eenvoudige manier geschoeid geweest, „wat zou dit moeite en zorg hebben bespaard 1” Immers bleek het dat de met de comptabiliteit belaste Commies van Burgemeesters-kamer niets af wist van de effekten, losrenten en obligatiën, waarvan evenwel de renten wel werden verantwoord, terwijl zelfs geen kapitaal rekening hoegenaamd werd gehouden, zoodat het Com mitté zelf een lijst dier bezittingen moest formeeren, doch niet durfde verzekeren dat die juist en volledig was. Het geheele kapitaal aan ’s Gravenhage toebe- hoorende bleek te bedragen G6S.S00. maar daarvan was 58.500 verpand en 186.500 leverde geen rente op, als zijnde voor een zeer belangrijk deel recepissen ten laste van de Thesaurie „doch loopende zonder intrest.” Evenmin was er een „kapitaalboek” van de bezit tingen van het Leprozenhuis, welks bestuur rekening moest afleggen aan Burgemeesters: van die bezittingen werd mede een lijst opgemaakt tot een totaal van 53.362, behalve nog een „nader te onderzoeken pak met oude rentebrieven op huizen, erz.Wij komen derhalve gereedelijk tot het besluit dat deze adminis- tratiën ietwat te wenschen overlieten. Hetzelfde oordeel treft het recht wegens alle pu blieke boelhuizendaar werd bevonden dat de stad nog aanmerkelijke sommen te pretendeeren had, zoodat wordt aangedrongen op verbetering van de directie dezer inkomsten, door met name minder krediet aan de koopers te geven. De bank van leening bleek daarentegen zeer accuraat beheerd te worden, doch hier kwam weder een andere

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 164