ƒ21493.
15
was het geen geringe arbeid om zulk eene
DE HAAGSCHE FINANTIËN IN 1794 EN EEN EEUW LATER.
dat de extra-ordinaire ontvangsten in tien jaren be
droegen 1.673.093 en de extra-ordinaire uitgaven
ƒ1.888.023, derhalve opleverend een totaal te kort
van 214 930 of een jaarlijksch déficit van
Men vergelijke den achterstaanden staat II.
Uit al het voorafgaande volgt, dat het niemand ver
wonderen zal de staat van de stadskas niet in beter
toestand was en het Committé legt ten bewijze daar
van over een staat van de schulden, welke ten laste
dier kas loopende zijn en met de door de thesaurie
en door Burgemeesters genegotieerde kapitalen een
som van 1.028.949 beliepen.
Die kapitalen bedroegen te zamen 971.578, der
halve het leeuwenaandeel, maar de overige schulden
waren van meer huishoudelijken aard of betroffen het
beheer der stads belangenenkele posten mogen wij
hier wel even aanstippen om te doen zien dat er vrij
wat te wenschen overbleef uit het oogpunt van een
geregeld bestuur. Dat een paar wijnkoopers ruim 1500,
en de kok en confiturier ruim ƒ300 hadden te pre-
tendeeren, trof ons minder, dan dat de stad ƒ2510
aan ordinaris verpondingen over verschillende diensten
schuldig bleef eh de Burgemeesters persoonlijk nog
1000 hadden te verantwooi den aan de diakonie-
armen „w’egens het */5 dat dezen van het octrooi op
„de tarwe toekwam”. Voorts komen onder de credi
teuren allerlei leveranciers voor, waaronder bouw
meesters, drukkers, turfkoopers, brouwers, kaarsen
makers (NB. ƒ967 aan kaarsen), maar buitendien een
aantal beambten en officianten, van de puin- en turf-
rijders af tot en met den Quaestor van de Haagsche
Klassis.
Waarlijk