31
hage's wapen.
bijna driehonderd-jarige veste boogt op een schijnburcht,
staande en gelegen op den zuidwesterhoek van den
Zuidbinnensingel. Hij bewaakt of bestrijkt de uitmonding
van het Laakkanaal op het papier, met zorg ge-
teekend, ja zelfs voltooid en loopende aan de overzijde
langs de bij voorbaat gebouwde Kanaalkade. Deze
burcht met borstweering en kanteelen is de geestige
herschepping van een moutmolen, thans zeepziederij,
genaamd Molen de Ooijevaar.
Onze oudste zegels laten alleen den burcht zien,
hebbende ter zijde een boom; deze ruischt u toe, als
stellende een bosch voor. In 1586 staat de ooievaar
op schildwacht voor de burchtpoort, den leeuw wach
tende, dien hij het vorige jaar aan zijn groene zijde
moest dulden en aan den haal is gegaan. Het jaar
daarop wordt langbeen door den beul misbruikt om
den boosdoener te brandmerken. Later worden twee
ooievaars of -varen gezien, vaar en moêr, vermoedelijk
echtelieden. Ten slotte prijkt een enkele -vaar op een
goudveldenwapenschildde triumf is volkomen.
Ook de Sociëteit nam hem op in haar wapen: „een
Leuw en een oijevaer met de omschrijvinge van Sigillum
Societatis Hagiensis.” Kesolutiën X july 1654.
In den loop des tijds is zijn standpunt wisselvallig.
Nu eens staat hij droomerig op beide pooten, gelijk
te zien is in 1553 en bij Gijsbert de Cretser in zijn
1s-Gratenhage quarto-uitgaaf van 1711 en octavo-dito
van 1729. Ende siet! het geschiedde in den jare 1567,
dat de rechterpoot krampachtig werd opgetrokken en
drie jaar later de linker; in 1616 is de rechter opge
heven en in 1681 reeds vrij hoog van den grond. Zoo
wisselt de stand, waarnaar de tijd bij benadering kan
berekend worden.