43
DE VREDE VAN RIJSWIJK.
was hangende
maar ook niet
van zelve weer
Middelerwijl had het hof van
geruimen tijd zijne bemiddeling
gewaarschuwd, zoodat
om alle die ver-
aangaande dat alles in tijds was
maatregelen konden worden genomen
schillende intriges te verijdelen.
Const. Huygens den zoon. Deel I. Aanteekeningen
en Deel II, op 27 Juni 1694.
x) Journaal van
op 17 en 23 April 1692,
Stockholm reeds sedert
gei uiiucu ijjvi Z.LJ.IO aan de o orl ogv o eren d e
partijen aangeboden Dat voorstel
gebleven; het was niet aangenomen,
bepaald afgewezen. Nu kwam het als
op het tapijt. Het moeielijke van de zaak was. dat
nergens recht vertrouwen gesteld werd in de onpartij
digheid der zweedsche Regeering. De koning van
Zweden persoonlijk stond bekend als den Franschen
weinig genegen, maar zijn hof en raadslieden stonden
gansch niet verheven boven de verdenking van om
koopbaarheid. Buitendien was het ver verwijderde
Stockholm, vooral bij de toenmalige langzame en
onzekere middelen van gemeenschap, weinig geschikt
om als middenpunt voor eene Europeesche onderhande-
ling te dienen. Ook hadden de geallieerden alles te
vreezen van den franschen Ambassadeur aldaar, den
graaf d'Avaux, wiens optreden hiertelande in de
jaren 1679'88 nog volstrekt niet vergeten was. De
Republiek was destijds in Zweden vertegenwoordigd
door Baron Walraven van Heeckeren van Nettelhorst,
een gemoedelijk geldersch edelman, die echter geen
groot diplomaat schijnt te zijn geweest en zeker niet
opgewassen was tegen den loozen d’Avauxaf en toe
ontving hij dan ook wel eens een lesje van Heinsius,