53
DE VREDE VAN RIJSWIJK.
Legrelle bl. 406. Boreel s’abouchait avec Caillières dans la
maison de campagne de Mollo a Overchiek sur le canal d’Amster
dam a Utrecht.
een heimelijken handel te leenen. men was toch eigen
lijk van den man niet gediend.
Men moest echter, zooals Heinsius verklaarde, roeien
met de riemen die men had, ofschoon Willem 111
oneindig liever gezien zoude hebben dat Dijkveld
nogmaals zijn ouden bekende d’Aguerre ontmoeten
mocht; doch daarop bestond niet het minste uitzicht,
want Mollo had er voor gezorgd te Parijs den eer-
zanien koopman zoo zwart te maken dat er niet meer
aan gedacht werd zich van diens tusschenkomst te
bedienen. Toen kwam het denkbeeld te berde, nog
vóór het openen van den veldtocht, door middel van
Mollo, eene geheime samenkomst tusschen Dijkveld
of den resident Huift en een afgevaardigde der fran-
sche Regeermg te Brussel te bewerken maar dat
viel niet in den geest der Amsterdamsche Heeren, die
niet verlangden opnieuw gehouden te worden buiten
hetgeen er omging, en waarschijnlijk evenmin in den
smaak van Mollo zelven, die zich niet zoo licht op
den achtergrond liet schuiven. En zoo gebeurde, na
lang dralen, wat nauwelijks geloofbaar schijnt. Terwijl
de legers reeds weder in het veld stonden en de
krijgsbedrijven van weerszijden waren heropend, toog
een geheimzinnig gezelschap over de zuidelijke grens
tot in het hart des lands. Het hoofd van dat gezel
schap was niemand anders dan Mollo's goede vriend
Callières, zich onder den naam van M de la Roche
verschuilend. Op het laatst van Juni bevond hij zich,
voor ieder onbekend, op Mollo’s buitenverblijf nabij
Abcoude. Daar verscheen mede de Amsterdamsche