57 DE VREDE VAN RIJSWIJK. kiesche zaak, buiten dat hof om, met Frankrijk in overleg te treden omtrent belangen, waarbij, gelijk reeds te voorzien was, de Keizer en liet Rijk in de eerste plaats gemoeid zouden zijn. Want wat de Re publiek betreft, zoo had men, ten gevolge van de verovering van Namen, voldoende zekerheid dat Frank rijk zich gedrongen zien zou ten aanzien der Spaansche Nederlanden toetegeven aan hetgeen door Spanje en ons gewenscht werd, inzonderheid met betrekking tot den wederafstand van Luxemburg, of van eene rij andere plaatsen, als billijk equivalent voor die vesting. Maar buitendien bleven er nog genoeg moeielijke vraagstukken te regelen over, die in de eerste plaats den Keizer aangingen, als het herstel van den hertog van Lotharingen in zijne erflanden een belang waaraan het hof van Weenen zich in ’t bijzonder deed gelegen liggen alsmede de teruggave aan het Rijk van den Elzas en Straatsburg, een onderwerp dat later nog zoo veel moeilijkheden baren zou voor de te Rijswijk vergaderde diplomaten. Eindelijk was er nog een vierde punt van aanbelang, waarover men het èens zou dienen te worden, n.l. de door den hertog van Savoye verlangde teruggave der vesting Pigneról. Met bezorgdheid vroegen degenen, die de leiding der zaken in handen hadden, zich af hoe Frankrijk er toe gebracht zou kunnen worden, in het algemeen belang, op alle die verschillende punten toetegeven, toen in het begin van 1696 het gerucht begon te loopen van de ontdekking eener gevaarlijke samen zwering die ten doel had den koning van Engeland van het leven te berooven en tegelijkertijd een alge- meenen opstand der .Jacobieten te bewerken, die dan zou gepaard gaan met een inval van een fransch leger op engelschen bodem.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 209