61
DE VREDE VAN RIJSWIJK.
zich
van
van
een
reeds op dat punt te verbinden.
samen-
Hetgeen inmiddels in Nederland was voorgevallen,
zal ongetwijfeld niet gestrekt hebben tot vermindering
van 's Konings bezorgdheid. Gelijk gezegd is, had
Callières last de eerstkomende gelegenheid waar te
nemen om weder een aanknoopingspunt hier te lande
te zoeken. Reeds in de eerste maanden van 1696 had
hij dan ook al aanleiding gevonden, om. door het kanaal
van Mollo, in schriftelijk verkeer te treden met den
leider zelven onzer diplomatie, den raadpensionaris
Heinsius, met het doel andermaal eene heimelijke samen
komst voortebereiden. Om echter waarschijnlijk
door de ondervinding geleerd alsdan niet als ’t ware
in de lucht te schermen, kwam het wenschelijk voor
zich vooraf met elkander te verstaan omtrent hetgeen
van Luxemburg zou worden bepaald, ten
om de beraadslagingen
i) Waarop de mededeeling berust van Gaedeke „Die Politik Oester-
reichs in der Spanischen Erbfolgefrage I. 42, dat Dijkveld en Boreel
voorzien waren van valsche paspoorten voor de reis naar Sas-van-Gent.
is mij niet bekend.
ten opzichte
einde een grondslag te hebben
op voort te bouwen. Willem III. achtte het onnoodig
zich van te voren r J J 'L ------1- 1 - J--
maar zag toch geen bezwaar in de voorgestelde
komst, hopend dat, daar toen juist de samenzwering
tegen zijn persoon mislukt was, de Franschen daar
door „wat jacielder'' zouden wezen. Onder den naam
M. Dupont verscheen Callières in de eerste dagen
Mei te Sas-van-Gent, waarheen Boreel zich met
jacht uit Holland begaf, terwijl Dijkveld zich uit
Brussel derwaarts spoedde Deze trof de beide anderen,
reeds sedert twee dagen bijeen, aan boord van het jacht
op de Schelde, ter hoogte van het fort Lillo. Blijkbaar
waren in dien tijd de betrekkingen, ten vorigen jare