67 DE VREDE VAN RIJSWIJK. 9 Mémoires de Sourches V. 195 (September 1696). il couroit des bruits directement opposés au sujet de la paix les uns assuroient que le prince d’Orange avoit tout rompu d’autres qu’on devoit s’assembler a Breda. en de Keizer wilde volstrekt niet dat de onderhandeling op het gebied der Republiek zou worden gevoerd, Hij vreesde daardoor den schijn op zich te zullen laden den Hollanders te zeer ter wille te zijn, en deed daarom voor en na verschillende duitsche steden voorslaan. Maar Lodewijk XIV van zijn kant wilde niet hooren van eenige plaats buiten de Republiek, tenzij dan dat men ergens in Frankrijk wilde bijeen komen, waarin natuurlijk geen enkele der bondgenooten wilde toestemmen. Toen werden Nijmegen, Arnhem, Utrecht, Breda. Maastricht genoemd. De Keizer ver klaarde zich evenwel niet, weshalve Callières er op aandrong, buiten hem om, eene plaats voor de con- ferentien te bepalen, dan zouden, meende hij. de koeriers uit Weenen, die als schildpadden kropen, wel plotse ling vleugels bekomen. [ntusschen. terwijl men daarover in ’t onzekere bleef, werden de besprekingen met Callières voortgezet, in de hoop dat het gelukken zou „de Keizerschen insen- sibelijk daerin te engageeren." Maar dezen hielden zich ver en middelerwijl kwam men met den Fransch- man ook niet veel vooruit. Op de vraag omtrent de teruggave van Straatsburg was hij, gelijk gezegd, wel ingegaan, maar nu maakte hij moeilijkheid Luxem burg, waarvan de teruggave vroeger ook al was toege zegd, af te staan anders dan na slechting der vesting werken. een voorbehoud waaruit, naar Willem III oordeelde, genoegzaam blijken kon dat het Frankrijk met de geheele zaak niet recht ernst was, daar geen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 219