G9
DE VREDE VAN RIJSWIJK.
aftestaan. Haar zijn Raad wist middel daarop. Den
Koning werd te verstaan gegeven, dat hij in zijne
hooge waardigheid ver verheven was boven de ver
plichting zijn woord gestand te doen, hij kon toch
immers als Souverein nooit gebonden zijn, ook niet
aan zijne eigene beloften, en alzoo kon er voor hem
geen bezwaar tegen bestaan den bondgenooten alles
toetezegsen wat zij maar begeerden, terwijl dan later
wel middel gevonden zou worden om zich aan de
uitvoering te onttrekken eene fraaie redeneering,
waarvan de Koning weinig moeite gehad had de juist
heid intezien Waarschijnlijk is het geheele ver
haal niet anders te beschouwen dan als een satyre
op de fransche politiek, maar als zoodanig is het
kenschetsend van den indruk, teweeggebracht door de
onbeschaamheid waarmede de Franschen te werk gingen.
Met Callières kwam het alsnu tot eene crisis. Niet
alleen wilde deze niet toegeven ten aanzien van
Luxemburg, maar hij begon ook weder terug te
krabbelen op het punt der erkenning van Willem III
door Lodewijk XIV. Bepaald weigerde hij dienaan
gaande eene schrif’telijke verbintenis aantegaan. Hij
hoopte daarbij op den steun van Boreel en de Amster
dammers tegen den Stadhouder en zijn vertrouweling
Dijkveld. Maar de toeleg mislukte. Boreel sprak
„resolute tael" en liet zich niet door den Franschman
overhalen. Amsterdam verklaarde niet te kunnen buiten
de schriftelijke toezegging der erkenning van Willem III.
Eene comedie te Versailles gespeeld, te weten een
bezoek der gemalin van Jacob II aan mevrouw de
Maintenon, om deze de hoop uittedrukken dat alleen
ter wille van haar echtgenoot de oorlog niet zou
worden voortgezet, was het middel dat Lodewijk XIV