70
DE VliEDE VAN RIJSWIJK.
te baat nam om Callières te machtigen het verlangde
schriftstuk te beloven, doch voor de afgifte daarvan
zou een expedient” moeten worden gevonden.
Om intusschen den ongunstigen indruk weg te nemen,
dien de achterwaartsche beweging van Callières had
teweeggebracht, moest zijn goede vriend Mollo trach
ten te Amsterdam te doen begrijpen dat Lode wijk XIV
rekening diende te houden met de gevoelens der Jaco-
bieten. Evenwel werd na dien tijd geene poging meer be
proefd om door middel van Amsterdam de belangen
van den Staat aftetrekken van die van Willem UI.
De geringe moeite, die het gekost had Callières tot
toegeven te bewegen, kwam echter ook niet onverdacht
voor. Geen oogenblik vergat Willem III dat hij stond
tegenover een vijand, die geen list of veinzerij beneden
zich achtte om tot het doel te geraken, en daarom
vreesde hij dat het toegeven van Frankrijk slechts
strekken moest om hem zand in de oogen te strooien.
Doch de waarheid is, zooals al spoedig zou worden
begrepen, dat de spil waaromheen men zij het dan
ook in tegenovergestelde richting zoowel te Ver
sailles als te Weenen draaide, het uitzicht was op de
spaansche erfopvolging. Koning Karel II van Spanje
was afgeleefd en kinderloos, en zoowel Lodewijk XIV
als keizer Leopold was er op bedacht, wanneer de
rijke erfenis eerlang zou komen open te vallen, die
in haar geheel tot zich te trekken. Maar daarom ver
langde Lodewijk XIV vóór dien tijd den vrede te
verkrijgen, waardoor de Groote Alliantie ontbonden
zou worden, en hij zelf de handen vrij zou hebben,
terwijl het in het belang des Keizers was juist dan
van den steun der bondgenooten tegen Frankrijk ver
zekerd te zijn, hetgeen alleen geschieden kon zoo de
vrede inmiddels niet gesloten werd.