74
DE VREDE VAN RIJSWIJK.
gemaakte reunies zouden worden teruggegeven en dat Lotharingen
zou worden hersteld op den voet als bij dien vrede bepaald. Voegt
men daarbij de toezegging der erkenning van Wi’lem lil. dan bleef
er inderdaad niets meer te beloven over.
was het oogenblik daar
expedient, dat beraamd was
zegging dat Willem lil zou
waarop daarbij te werk werd gegaan is een staaltje
van de omslachtigheid en haarkloverij der diplomatie
van dien tijd. Callières, die zich te Delft had geves
tigd en reeds niet meer schroomde zich openlijk te
vertoonen, had zich ook met den zweedschen bemid
delaar in
hij zich
betrekking gesteld. Met Dijkveld vervoegde
nu bij Liïlieroot in diens woning op den
Fluweelen Burgwal en dicteerde dezen de verschillende
artikelen, waarover men het eens geworden was, doch
zonder van de erkenning te gewagen. Vervolgens, en
vermits Boreel wegens ongesteldheid het huis houden
moest, begaven zij zich bij dezen in het Logement
van de Amsterdamsche afgevaardigden ter Staten-
Generaal op het Plein, waar Liïlieroot onmiddellijk
volgde en alwaar toen de hollandsche heeren den
mediateur. in tegenwoordigheid van Callières, ver
klaarden dat de laatste hun had toegezegd dat krach
tens het sluiten van den vrede en bij de onderteekening
daarvan, de koning van Frankrijk den prins van Oranje
als koning van Groot-Brittannië erkennen zou, zonder
voorbehoud hoegenaamd.
Die belofte werd mondeling door Callières bevestigd,
maar schriftelijk gaf hij ze niet, en vóór het gespro
kene op het papier werd gebracht, verliet hij, volgens
zijne opdracht, het vertrek. Door zulke armzalige
vormelijkheden waande Zijne Allerchristelijkste Majes-
om over te gaan tot het
ten opzichte van de toe
worden erkend. De wijze