85
DE VREDE VAN RIJSWIJK.
1) Mémoires historiques LXVI1I LXX.
en dan draafde de mediateur van de eene zijde naar
de andere, doch zonder iets te kunnen uitrichten. Te
vergeefs had hij beproefd, terstond na de opening van
het Congres, toenadering te brengen tusschen de ver
tegenwoordigers der bondgenooten en die van Frankrijk.
Uit vrees dat de eerste stap als een bewijs van zwak
heid zoude kunnen worden aangemerkt, onthield ieder
zich zorgvuldig van alle aanraking met de tegenpartij.
Alleen niet de afgevaardigden der Republiek, die zich
immers reeds zoo lang in betrekking bevonden met
Callières. Voortdurend kon men zien hoe hun karossen
den weg naar Delft insloegen, of de Franschen met hen
kwamen beraadslagen, ’t zij op het Mauritshuis, waar
Dijkveld en van Haren als Vertegenwoordigers van
den Staat gehuisvest waren, of aan de andere zijde
van het Plein, in het logement van Amsterdam, waar
Boreel meestentijds aan het ziekbed gekluisterd lag. Die
afzonderlijke conferentien konden niet anders dan den arg
waan der anderen wekken, inzonderheid der Keizerlijken
en der Spanjaarden. Wel werd dezen te verstaan gegeven
dat aldaar uitsluitend gehandeld werd over het aanstaan
de handelstractaat, als ook over hetgeen ten aanzien van
het huis Stuart zou worden bepaald, maar de vrees
dat de Republiek, buiten de Geallieerden om, een
vredesverdrag met Frankrijk voorbereidde, was te sterk
dan dat men zich zoo lichtelijk zou hebben laten ge
ruststellen. En toch was voor die vrees toen geen grond,
want juist van den kant van Boreel, die als burgemeester
van Amsterdam op dat punt het gemakkelijkst over te
halen scheen, was het eerste aanzoek daartoe van Harlay
onvoorwaardelijk van de hand gewezen. ^De betuigingen