Ill
CONSTANTLY HUYGENS TE PAKIJS (1GG11665).
des avonds laat naar huis, dan diende men goed
gewapend te zijn, want er was geene verlichting
en de stad was volstrekt niet veilig; ook had men
dan door de slechte bestrating de meeste kans op
ongelukken. Groote hotels waren er niet; de vreem
delingen woonden in zeer bescheiden logementen, die
slechts een klein aantal gasten konden herbergen, of'
bij eene familie aan huis.
Huygens had gedurende zijn verblijf te Parijs altijd
één zijner zoons bij zich, om niet geheel alleen te zijn.
Hij had er verder vele vrienden, o.a. Boreel, den gezant,
met wien hij vroeger in Engeland was geweest, en
vond er een tijd lang Van Beuningen, die door de
Staten-Generaal naar het Fransche hof was gezonden.
Dan Henri marquis de Behringen, opperstalmeester des
Konings, die officier was geweest in dienst der Staten
en een vriend van Willem II. Huygens heeft jaren
lang in briefwisseling gestaan met De Behringen, een
man van weinig woorden, die, zooals men in eene
reisbeschrijving van die dagen leest, „bien qu’il soit
attaché a la cour, n’en suit pas les maximes.’’ Hij
was er steeds op uit Hollanders, die te Parijs kwamen,
genoegen te doen. En er kwamen zeer vele Hollanders
in het midden der 17de eeuw! Het behoorde tot eene
goede opvoeding een jaar of langer in Parijs te zijn
geweest, om er de taal, hoofsche vormen en paard
rijden te leerenin de reisjournalen van dien tijd
vindt men eene menigte namen van Nederlandsche
jongelieden. Verder trof Huygens te Parijs zijn vriend,
den Hertog de la Vieuville, die Luitenant-kolonel was
geweest in Hollandschen dienst en na zijn terugkeer
in Frankrijk abt en daarna bisschop van Rennes was
geworden. Madp. de Sévigné vertelt, dat er somtijds