CONSTANTIJN HUYGENS TE PAKIJS (1661 1665). 114 1659 minister geworden, kreeg in 1661 het departement van buitenlandsche zaken en wist zich door zijne buiten gewone talenten eene eerste plaats te veroveren onder de staatslieden van zijn tijd. Zijne hooge positie en drukke werkzaamheden verhinderden hem echter niet, in alle opzichten deel te nemen aan de genoegens, die het hof van Lodewijk XIV en die Parijs opleverden. Een tijdgenoot, de abt De Choisy, teekent hem in zijne Mémoires als ,,een zeer geestig en geleerd man, die slecht schreef, omdat hij zich niet de moeite wilde geven het beter te doen. Hij was zeer onbaatzuchtig en beschouwde geld en goed alleen als middel om zich vermaak te verschaffenhij was een grof speler en groot verkwister, die voor alles gevoelig was en zich zelven niets kon weigeren, zelfs niet ten koste zijner gezondheid. Hij was lui, als de zucht tot genot hem niet deed handelen, maar een onvermoeide werker, dag en nacht door, wanneer de noodzakelijkheid hem er toe dwong, wat dikwijls geschiedde. Hij verwachtte niet de minste hulp van zijne ondergeschikten, maar deed alles zelf', schreef of dicteerde zelf al zijne stukken, en wijdde toch dagelijks meestal slechts eenige uren aan staatszaken, daar hij meende door zijne levendig heid den tijd weer te kunnen inhalen, dien zijne harts tochten hem hadden doen verliezen’’. Met dezen staatsman heeft Huygens op den meest vriendschappelijke!! voet omgegaan. Lionne was een man van smaak, die veel hield van muziek, zijn Latijn nog niet vergeten had en het aardig vond, dat een vreemd staatsman hem b.v. met een Latijnsch versje om eene audiëntie vroeg. Huygens heeft een groot aantal gedichten tot Lionne gericht en natuurlijk dikwijls toespelingen op zijn naam gemaakt hij noemt hem meestal „Leaena”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 267