CONSTANTIJN HUYGENS TE PARIJS (1661 1665).
118
Jezuiët en bekende Latijnsche dichter, wiens gedicht
over den tuinbouw door Huygens werd bezongen, en
de abt Michel de Marolles. die zooveel uit het Latijn
heeft vertaald, en Jaques Cassagne, die verbonden was
aan de bibliotheek des Konings en wiens verzen door
Boileau bespottelijk zijn gemaakt, en de abt Benti-
voglio, die een Latijnsch gedicht aan onzen Huygens
opdroeg. Sedert jaren had de Hollandsche dichter
belang gesteld in de Académie; hij heeft zich zonder
twijfel beijverd, om nu alles te weten te komen van
de stichting van Richelieu en zich te vergewissen,
„si un certain dictionnaire a vu ou verra jamais le
jour”. Hoezeer Huygens belang stelde in de Fransche
wetenschap, blijkt o. a. ook hieruit, dat bij bij zijn
vertrek een aantal kisten met boeken naar het vader
land meenam.
Van de groote dichters van dien tijd schijnt hij
alleen Corneille te hebben ontmoet. Vroeger had hij
met hem gecorrespondeerd en lofdichten op de Menteur
geschreven, terwijl Corneille zijn Don Sanche d'Aragon
(1650) aan den Heer van Zuylichem had opgedragen.
Thans zocht Huygens den beroemden dichter te IJouen
op en sprak hem ook later te Parijs. Een dispuut,
dat zij met elkander hadden over Fransche versmaat,
bracht geene verkoeling tusschen hen, hoewel Huygens
zich er aan ergerde, dat Corneille zoo weinig aandacht
schonk aan zijne opmerkingen en iedereen aanspoorde
te beslissen, wie van hen beiden gelijk had. Corneille
las o. a. aan Huygens, in tegenwoordigheid van De Mon-
mort, zijne Latijnsche gedichten voor, welke door den
Nederlander zeer geprezen werden.
Maar vooral heeft Huygens te Parijs genoten van
de muziek, die, zooals bekend is, in die dagen in ons