HET STADHUIS TE ’s-GKAVENHAGE. (1733-1739).
139
O
verlengd
van het Haagsche
en de Voorzich-
„beelde met het waepen en verder toebehoren gestelt
„bove de Justitie-kamer op het stadthuys.
,1 April 1735. Twee kartelle van bentemer steen
„van 6 voet groot en deselve gestelt boven het stadt-
„huys teevens de beelde, voor het werke van de
„kartelle voornoemd geakkordeert 250.-
.Veertig voet steen voor deselve gelevert 60.
Onder deze versiering werd door een knecht van
Xavery de spreuk uitgebeiteld:
FELIX, QUEM FACIUNT ALIENA PERICULA
CAÜTUM.
De twee beelden ter weerszijden
wapen stellen a oor de Gerechtigheid
tiqheid. f)
Het gebouw binnengaande valt ons’teerst in ’toog:
De Galery
die bij de nieuwe vertimmering verbreed en
werd, overdekt met een fraai hoog gewelf, terwijl
de vloer 2) en de larnbriseeringen in marmer werden
aangebracbt.
De steenhouwer Jan Oosthout leverde dienaan
gaande in 1738 eeïie rekening in ad f 4253.die
met 4200 werd betaald. De voornaamste posten
mogen hier worden vermeld.
„1738, den 8 Febr. Gelevert in diversche reysen
„op weersyde de geheele Galdery alsmeede in de
Tcg. Staat. 7'Ie deel. ..In den gevel of zydmuur aan de west
zijde, die met 13 schuiframen pronkt is een uitstek in welks kap het
wapen van ’s-Graavenhage wordt afgebeeld, tusschen de Geregtigheid
en Voorzigtigheid.”
3) Blijkens Tresoriersrek. van 1667, werd in dat jaar een Italiaansche
vloer gelegd; zie bladz. 1’29 hiervoren.
Teg. Staat deel VI, bl. 62 zegt o.a. ..Hier maken de posten der
deuren die mede van wit marmer zijn, door derzelver sieraaden met de
naamen der Kamers eene grootsche vertooning.