162
HET HAAGSCHE HEEKENBOEKJE VOOR 1715.
ongewijde oudheideen algemeen verschijnsel in de
beide eeuwen van welvaart der oude Republiek.
Na op deze wijze eenigennate verduidelijkt te
hebben, hoe ik tot mijn onderwerp gekomen ben,
wensch ik iets te schrijven over Den Haag in het
jaar van het Tractaat van Barrière. Tot de bijzonder
heden af te dalen, die ik niet kan vermijden, is eigen
lijk een passender onderwerp voor een Hagenaar
van afkomst en verblijf. Daar ik noch de eer heb daar
geboren te zijn en zelfs het voorrecht niet bezit van
daar te wonen, terwijl de tijd om elders nasporingen
te gaan doen voor mij is verstreken en hetgeen ik
mijne levenstaak achtte, moet rekenen volbracht te
zijn, moet ik mij behelpen met de bescheiden kennis
van hetgeen ik bewaard hëb van mijne inwoning der
Hofplaats, die ik voor meer dan twintig jaar heb
verlaten.
Uit een niet overvloedig voorkomend adresboekje
van Den Haag, waarin ook nog gesproken wordt van
menschen, die daar reeds toen twee eeuwen vóór onzen
tijd in ambt- of bediening waren, hoop ik een en ander
mede te deelen. Van dit zoogenaamde Heerenboekje
zal ik weinig zeggen Het is niet de eerste jaargang,
maar een der oudste kinderlijke proeven von dezen
aard. Het is onvolledig en zelfs de uitgever is niet
overtuigd van zijne volstrekte vertrouwbaarheid. Het
is een dwergenformaat, vergeleken met den Residentie-
almanak, slechts 80 kleine en niet met spaarzaamheid
aangewende bladzijden. Zooals de benaming zegt, vindt
men er alleen de Heeren met hunne ondergeschikten
in en van bijzondere personen of noodige aanwijzingen,
zelfs „ten dienste van wie komen sollisiteeren”, is
geen spoor te vindende volkomen vreemde zou