166
HET HAAGSCHE HEEKENBOEKJE VOOR 1715.
die oostelijke veste liep eene sloot, tot aan den hoek
der tegenwoordige Kanaalstraat; het daartusschen lig
gende is eerst in onze eeuw bebouwd langs het aan
vankelijk zoogenaamde Kanaal. Aan dien hoek liep
de singel nagenoeg recht en in een westelijke rich
ting. doorsneed de Zeestraat bij het Scheveningsclie
Veer, werd voortgezet langs den Prinsessetuin, tot
aan den Westsingel, thans de Toussaintkade, om den
noordsingel te ontmoeten, die zich uitstrekte tot het
noordwestelijkste punt der oude stadvandaar ging
de westbui tensin gel door den Loosduinschen weg en
werd voortgezet tot den hoek, waar de gracht langs
het Om en Bij aanvangt, om daarna weder met een
rechten hoek zuidwaarts te wenden tot het punt, dat
het begin is van den Zuidwal. Deze loopt, nagenoeg
in eene rechte lijn tot aan den zuidoostelijken hoek
der Hofplaats, in de volkstaal bekend als de Uilen-
boomen. en langs den Zwarten weg. Aldus noordelijk
gaande, komt men aan den toegang van het Korte
Voorhout naar het Bosch, een weinig verder aan een
korte gracht, die langs de geschutgieterij met het
Smidswater gemeenschap heeft. Hier begint de uit
legging van 1706, meer eigenaardig dan taalkundig',
de Nieuwe Uitleg geheeten
Buiten dezen omtrek was toen nog niet veel ge
bouwd. Een paar huizen zag men, waar de Dennenweg
met eene brug een uitgang had buiten den singel.
Bij de Scheveningsclie en de Loosduinsche bruggen,
waar de gemeenschap met binnen- en zelfs buiten-
landsche plaatsen drukker was, dan men zou vermoeden,
ontstonden kleine voorsteden. Vooral was dit het ge
val aan den uitgang, waar de weg in de richting van
Voorburg en Rijswijk loopt, langs welken men zich