168
HET HAAGSC'HE HEEKENBOEKJE VOOR 1715.
Ondanks de opgetogenheid onzer goede stadbeschrij-
vers. was de grond binnen de in 't ruwe aangeduide
grenspalen verre van geheel bebouwd. Het Korten-
bosch bevatte slechts enkele woningen aan het uiteinde
tegen het Westeinde. De heerlijkheid van Fannius,
zooals de heer Ising ons die heeft leeren kennen, was
nagenoeg ledig en, wat er was, behoorde aan de
schamele klasse der bevolking. Het nieuwe stuk, waar
van op den versten hoek het huis staat, dat door de
inwoning van Thorbecke eene historische beteekenis
heeft erlangd, werd nagenoeg geheel door tuinen in
genomen. Aan den tegenovergestelde!! kant der stad
op het einde der Prinsengracht, openbaarde zich des
tijds reeds de neiging om zich bij voorkeur niet te
vestigen in eene richting, die van het Bosch verwij
dert. en onze tijd heeft ervaren, dat de Schoolstraat
bijna de uiterste grens is van het drukke verkeer en
de dichte opeenhooping van raenschen: de strooming
gaat naar het Bosch en naar Scheveningen. Nadat
voor de persoonlijke veiligheid der wandelaars in de
Wildernisse gezorgd is geworden en de tocht naar den
zeeoever van het Nederlandsche Bajae is vergemakke
lijkt en veraangenaamd, is dit niet te verwonderen.
Gelukkig voor den goeden De Cretser en den gemoe-
delijken De Riemer, dat zij niet in onzen tijd moeten
schrijvende vlijt van den eenen en de geleerdheid
van den tweeden zouden ontoereikend zijn voor eene
taak, die zij in hun tijd, naar elks bijzondere gaven
van stijl en welsprekendheid, met eere volbracht hebben.
In dezen stadhouderloozen tijd kwam de eerste plaats
toe aan den Raadpensionaris van Holland. Mr. Anthonie
Heinsius, te Delft geboren in 1641 hij werd in 1679
pensionaris van Delft, was eerst ,,de rechterhand”