170 het Eerste Lid aangaat, bestaat hunne bevoegdheid in twijfel daar door het wettig opper- door onderlinge goedkeuring in HET HAAGSCHE HEERENBOEK.IE VOOR 1715. Generaal te wreken aan Koning Lodewijk, in den persoon van diens ambassadeur. Toen Frankrijk ge durende den Spaanschen successieoorlog in het nauw begon te geraken, zocht de afgezant van den Koning een onderhoud met Heinsius te hebben in diens woning. In zijn ambtsbericht meldt hij, na ontvangen te zijn „dans un petit cabinet” en na een uur wachtens, de boodschap kreeg, dat de fiere Republikeinsche Minister hem niet kon spreken. De waarheid was, dat de Raadpensionaris den vertegenwoordiger van den grooten Koning in het voorhuis op de vloermat had laten staan. Die hoogheid is ons te Geertruidenberg met rente terug betaald, toen Frankrijk daar in overmoed verklaarde, dat men „over ons, zonder ons en tegen ons” zou onderhandelen. Maar Anthonie Heinsius was inderdaad slechts de staatsdienaar der Souvereinen, de heeren Staten van Holland en West-Friesland. Die Staten bestonden uit twee „Leden”, gelijk toen gezegd werd: de Ridder schap en de Edelen steeds bij het noemen samen gevoegd, maar gewoonlijk slecht van elkander onder scheiden en de stemhebbende steden. De Edelen waren niet altijd voltallig, maar thans waren er negen, die met hun allen slechts ééne stem hadden. Achttien steden maakten het tweede lid uit, die. althans bij eenstemmigheid, de zaken beslisten Wat de Heeren van er geene aanleiding om te trekkenzij waren gezag geroepen en hnn recht tot zitting bevestigd. Naar den smaak, die destijds bij naamgevingen in hun stand gebruikelijk was geworden, waren zij voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 323