174
HËT HAAGSCHE HEEHENBOEKJE VOOK 1715.
feestdagen werden noch door de Generaliteit, noch
door de andere colleges ontzien, als 's Lands belang
het vorderde. Zoo puriteinsch waren de „Beschreven
Vaderen’’ niet, en een hunner grondstellingen luidde:
„Landsdienst gaat boven godsdienst”. Den 9 Januari
(1715) werden de zittingen hervat, en voortgezet tot
den 19den. Zoo ging het verder, het heele dienstjaar
door, namelijk van gezegden Januari-dag tot in December.
De oorzaak, dat er voor het verhandelde zooveel dagen
noodig waren, lag niet alleen daarin, dat zij om reeds
vermelde redenen slechts enkele uren zitting konden
hebben, maar het gebeurde vaak, dat er onderwerpen
voorkwamen, waaromtrent de afgevaardigden geen last
hadden, en zij dus genoodzaakt waren, vooraf hunne
lastgevers te raadplegen.
Uit het opgegevene blijkt, dat de gang der regeerings-
zaken moest overgelaten worden aan eene kleinere
vergadering, die onafgebroken werkzaam was, en dit
waren Gecommitteerde Raden. Deze staan ongeveer
in dezelfde verhouding tot het reeds vermelde collegie,
als onze gedeputeerden tot de Provinciale Staten en
zij werden de Raad van State voor Holland genoemd.
Voor onze schets, die Den Haag betreft, bestond in
dit opzicht eene beperking.
Bij den aanvang van den vrijheidsoorlog bleef, zooals
bekend is, Spanje nog eenige jaren na den opstand
in het bezit van Amsterdam en Haarlem; hierdoor
werd Holland gescheiden in een Hoorder- en een
Zuiderkwartier. Het eerste vestigde zijne Gecomini-
teerde Raden te Hoorn en het Zuidelijke gedeelte met
de later daartoe gebrachte steden, zond zijne gedepu
teerden naar Den Haag. De samenstelling en werk
zaamheden van beide lichamen behoort niet tot ons