180
HET HAAGSCHE HEERENBOEKJE VOOR 1715.
Den Haag' hem niet afvaardigen in een hooger col
lege, zooals die daar en elders leden der stadsregeering
aanwezig waren, wie in de Hofplaats iets was, moest
bekend worden in de regeeringslichamen, die daar
gevestigd waren, en, al was er geen stadhouder, het
Huis van Oranje bestond evenwel en alleen het beheer
zijner vele bezittingen hield eene kern in stand van
die hofkringen, welke in hare volkomen ontwikkeling
zulk eene kenmerkende stelling innam tegenover de
aanzienlijke ambtenaren in staat en stad. Wij zullen
daarom de personen en familiën der magistraatsleden
van Den Haag niet minder in de plaatselijke geschie
denis kunnen volgen, dan hunne ranggenooten in de
stemhebbende steden.
Mr. Ewout Brandt, die verscheidene naamgenooten
in ambt en regeering telde, behoorde tot een geslacht
dat eerst in onzen tijd volledig nagespoord is, door
een zijner daartoe hoogst bevoegde leden, Mr. J. E. van
Someren Brand, thans Directeur van het nieuw Stede
lijke Museum te Amsterdam. Schoon hij juist in 1715
overleed, heeft hij een veel te langen en beteekenisvollen
diensttijd gehad, om hem niet bij zonder te vermelden.
Uit het doopboek der Kloosterkerk blijkt, dat daarin
op den 23 November 1657 gedoopt is met den naam
van Ewaldus, zoon van Eewoud Brand, burgemeester,
griffier der Leenen van Holland, enz., en van Maria
Ruyl, wier vader pensionaris van Haarlem was. De
getuigen bij dezen doop warende grootmoeder van
den gedoopte, Anna Gooi, weduwe van den (leen)
griffier Brand, haar broeder professor Jacob Golius,
de griffier Cornelis Gillis en Magdalena Ruyl, huis
vrouw van Pieter Bol.
Hieruit volgt, dat wij hebbenden oud-griffier der