194 SCHEVENINGEN EN ZIJNE ZEERAMPEN. gemaakte kosten te dekkeneen vernieuwde omslag van vier penningen was noodig, terwijl die van den Haag en Scheveningen zouden betalen de somma van 30 gulden. „En alhoewel men nu, zoo vermeint wierd, Scheve- „linge wel en na behooren hadde voorzien, zoo leed „het niet lang daarna of alles wierd in den winter „van den jaare 1538, wederom in een zwaar tempeest „weggerukt en afgespoelt.” De inwoners deden zich na dien vloed gelden. Zij dreigden, zoo zij niet werden geholpen en bijgestaan, hun woonplaats te zullen verlaten, wat in den gevolge ook groot onheil voor Delfland kon opleveren. Op nieuw werd in 1539 een omslag van penningen gedaan „omnie dair mede die voirsz. platinge van „stonden aen gemaickt ende ’t lant vuyt periculen „van de stormen ende tempeesten voor den toecomenden „winter beschermt te worden.” Bij giftbrief van 13 September van dat jaar schonk Keizer Karel V. als Graaf van Holland 500 gulden tot het maken der zeewering, ofte wel van den dijk. De zee spotte echter met alle „beschutzelen’’, zoodat aan Scheveningen in het jaar 1546 al weder een gelijk onheil overkwam. Wie zou echter nu het vernieuwen van de weggeslagen zeewering dragen Delfland was onwillig Scheveningen onmachtig, en nu werd door het Hof van Holland den Haagschen Magistraat bevolen „liet gebroken te repareren”. De akte daarvan in dato 9 Juni van dat jaar is bij de Riemer afgedrukt. „Nauwelijks waren 'er 5 jaaren verlopen, of dat „brullend element rukte weder alles onder de voet; „storm op storm moesten de Schevelingers in den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 348