201 SCHEVENINGEN EN ZIJNE ZEERAMPEN. Neerl. Watersnood. J. C, Beijer. Gedenkboek „ter helft Men kan daarop zien hoe Scheveningen door de zee overdekt 1)” werd. De meeste visscherspinken werden vernield of deerlijk beschadigd, en de duinen spoelden aldaar 30 voet, gelijk mede te Ter Heide, bijna 21 voet, af. Ook de 19e eeuw was, uitgenomen den laatsten storm en vloed, welke aanleiding gaf tot het opsommen dezer feiten, Scheveningen niet zeer gunstig. Den 15en Januari 1808, namelijk hadden de kusten weder een geduchten stormvloed te doorstaan, waar door Delflands zeestrand, van Scheveningen tot aan den Hoek van Holland, zeer werd geteisterd, en de duinen achter Ter Heide en Loosduinen ruim 3 roeden gronds verloren. Omtrent een storm van 14 op 15 April 1815. blijkt niet anders, dan dat de reeders van Scheveningen een oproeping plaatsten in de ’s-Grav. Ct. van 24 April tot het inzamelen van giften over het ongeluk dat deze plaats is overkomen o. a. door ’t vergaan van 3 pinken”. In 1825, zoo schreef de ’s-Gravenhaagsche Stads almanak voor 1837, heeft de zee niet minder hevig gestaan als in 1470- „Een vreeselijke storm uit het „Noordwesten bulderde op onze kust, en stuwde het „water tot aan de natuurlijke dammen, de duinen, „welke daaraan gelukkig, althans te Scheveningen, „genoegzamen tegenstand boden”. Omtrent dezen storm, welke in de eerste dagen van Februari woedde, deelden de ingezetenen van Scheve ningen ook in eene ruime mate, en de rampen welke er door werden teweeggebracht verdienen wel eene bijzondere vermelding.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 356