202
SCHEVENINGEN EN ZIJNE ZEERAMPEN.
Voor
veilingen.
een gedeelte door mij geplaatst inConstantinopel Sche-
De op elkander volgende vloeden waren zoo ge
weldig, zoo verhaalt Beijer, dat de voorberg-
keten geheel afvloeidezoo zelfs dat het badhuis van
Pronk gevaar liep van in te storten, en de zeewering
van 3 tot 12 el wegspoelde.
Geene van Schevenings inwoners, hoe hoog bejaard
ook, herinnerden zich zulk een ijselijk weer; vooral
de nacht leverde een allervreeselijkst gezicht op, toen
een schrikkelijk onweer van donder en bliksem, ge
paard met ontzettende sneeuw- en hagelbuien, en door
de hevigste Nood- en Noordwesten winden voortge
zweept, de lucht als in een gloeiend vuur deed ver-
keeren, de zee met de grootste onstuimigheid tegen
de zeebanken aanjoeg, en de kustbrandingen zoo hoog
en geweldig maakte, dat het net was, alsof de hemel
en aarde zich vereenigden en samenspanden, om alles
te vernielen en te verwoesten. Ter herinnering aan
deze tragische gebeurtenis werden door den schilder
Schelfhout teekeningen gemaakt, welke door de litho
graphic zijn vereeuwigd geworden (Zie over deze
schilderij het kunstverslag der Tent, in het Dagbl. v.
’s-Grav. van 3 Oct. 1827). Zij brengen de gebeurtenis
inbeeld in en na den storm.
De storm van 1889 wordt slechts even gememoreerd
in de ’s-Grav. Ct. van 4 Februari. De duinvoet bij
den vuurtoren werd toen 27 meter afgeslagen.
Ik geloof hiermede zoo volledig mogelijk ie hebben
medegedeeld wat Scheveningen in den loop der tijden
heeft te lijden gehad van storm en hoogen vloed.
A. J. Servaas van Rooyen.