206 KRIJGSTUCHT ONDER KONING LODEWIJK. werden met provoostarrest gestraft T. compagniën der garde korpsen infanterie, cava lerie en artillerie werden meest voltallig gehouden door de binnenlandsche werving. Hoedanig de krijgstucht bij de garde onderhouden werd, geheel afwijkende van de begrippen van lateren tijd, moge blijken uit de navolgende beschikkingen des Konings, beide genomen op 6 Januari 1807, en wel naar aanleiding van missives van den minister van justitie en policie, op grond van klachten, inge diend door den baljuw van den Haag. In den avond van 28 December 1806 was de vrouw van den herbergier Markens geweldig aangerand door drie huzaren van de garde. Op haar geschreeuw schoten verscheidene personen tot hare ontzetting toe, waarbij een der huzaren met een stok lichtelijk aan het hoofd gekwetst werd. De schuldigen en door een der twee kolonels der garde gebracht voor het front hunner compagniën, waarbij de ge- heele garde werd aangezegd, dat, bij herhaling van dergelijke feiten, zijne Majesteit slechts de compag niën d’élite zou behouden en de overige compagniën door gewone linie-troepen zou doen vervangen. Erger liep het af' met vijf grenadiers, die geweld dadigheden gepleegd hadden in de herberg van Wil- lemina van Beusekom. Door hunne kameraden weggejaagd uit de gelederen der garde, werden zij opgezonden naar Vlissingen, ten einde voortaan te dienen bij het zich aldaar be vindende Fransche koloniale depót.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 360