210
EENE EPIDEMIE IN DE 16e EEUW.
Von Hecker en Rosenbaum maken ook van dit feit
melding. J) Als eigenaardigheid van de zweetziekte werd
opgemerkt, dat zij, in tegenstelling met Pestepidemieen,
bijna uitsluitend jonge en krachtige lieden uit den
gegoeden stand aantastte en over het algemeen kin
deren. grijsaards en de mingegoede klasse verschoonde. 2)
De vochtige en nevelachtige weersgesteldheid schijnt
een belangrijke factor bij het uitbarsten der ziekte te
zijn geweest. Het voorjaar van 1529 o.a. kenmerkte
zich door bijzonder veel regen en overstroomingen,
waarna hitte volgde. Hetzelfde valt op te merken bij
vorige epidemieën, die zich uitsluitend tot Engeland
bepaalden.
Erasinus wijst op de slechte inrichting der huizen,
waarop reeds Gralenus de aandacht vestigde Maar
vooral de gebrekkige zorg voor den bodem, waar
vaak allerlei vuil en afval jarenlang zich opeenhoopte,
werkte de ziekte geducht in de hand.
Engeland, door de zee omsloten en door tal van
moerassen doorsneden zegt Erasinus in een zijner
brieven 3) is toch al ongezond en de levenswijze
van het lagere volk (dat zich o.a. aan overmatig ge
bruik van gezouten visch overgaf was weinig geschikt
om het onheil in zijne verspreiding te beperken. De
kamers (lezen wij in meergenoemd epistel) dienden
aldus ingericht, dat de lucht door twee of drie toe
gangen vrijelijk kon binnenstroomen, en de vensters
zóó gemaakt, dat alle ruiten öf geopend, öf gesloten
konden worden, en wel op eene wijze dat de koude
1) Dr. H. Kaeser, Historisch-pathologische Untersuchungen I. Th.
p. ‘238.
2) W. E. Ludeking. Levensberichten en Lettervruchten van Nederl.
geneeskundigen, p. 487.
3) Zie Gruner. ..Fragmenta historica Germani” p. 434.