215
EENE EPIDEMIE IN DE 16e EEUW.
de
Holland waardig ge-
i) Zie Bijlage A.
den voortgang ervan te stuiten, geen sprake. Niet
minder dan liet volk waren de regeerders verlamd
van schrik, onmachtig tot handelen. Wie in Den Haag
had de courage om der bevolking een hart onder den
riem te steken, vanwaar ging eenig initiatief uit om
hen. die nog niet aangetast waren, althans te be
veiligen door hen aan te sporen, zich ferm te houden?
Vruchteloos vraagt men ’t zich af. Hoezeer de „lauda-
tores temporis acti” den „goeden ouden tijd” mogen
prijzen, van de Haagsche Vroedschap dier dagen kan
men zich bezwaarlijk eene voorstelling maken, die
glorieus voor haar is.
De Engelsche Zweetziekte was op een Zondag in
October 1529 in Den Haag uitgebroken en weldra
staakte de Vroedschap tot zelfs hare gewone
vergaderingen 1 En met de Magistraat, staakten ook
de Haagsche nijveren. De handel stond stil„alle
ambachten cesseerden”. 7)
Men werd plotseling zeer boetvaardig. Ieder vrees
de. dat de wreekende hand God’s hem of' zijn gezin
zou treffen en zocht zijn heil in den schoot der
kerk. Jong en oud ging te biecht. Dagelijks trokken
plechtige processies door de stad. In de kerken werden
bijzondere missen gelezen en werd gepredikt om „de
hant ende thoirn Goits te versoenen”.
De vrees was niet ongegrond, want ongeveer 20 pet.
van de lijders stierf. Gelukkig slaagde een Haagsch
geneesheer er in, om een geneesmiddel te vinden,
hetwelk de epidemie spoedig tot staan bracht. Dit
middel, beter dan eenig ander schijnende te hebben
voldaan, werd door het Hof' van