219 EENE EPIDEMIE IN DE 16e EEUW. sieckte” in aantocht was, die in de oostelijke provinciën van het land vele menschen ten grave sleepte. De Heeren van den gerechte hadden daarom op 16 Sep tember een plechtigen ommegang bevolen, om den Hemel tot afwending van deze bezoeking te bewegen J). Hierdoor gerustgesteld, hadden de Amsterdammers de kermisweek, die den 19<‘>i aangevangen was, vroolijk en onbezorgd gevierd. Plotseling was die vreugde echter in ontsteltenis veranderd toen op den laatsten dag der week het eerste ziektegeval zich voordeed. De ziekte breidde zich zoo verbazend snel uit, dat zij in drie dagen tijds 2000 personen op het ziekbed wierp. De jaarmarkt, die zooveel „vogels van diverse pluimage" naar de stad lokte zal zeker wel veel tot die snelle verspreiding hebben bijgedragen, maar in een tijd toen aan kerkelijke plechtigheden de voor keur gegeven werd boven hygiënische maatregelen, en de kermis, toen meer kerkelijk als wereldlijk feest, nog geen bestrijders vond, dacht men niet aan uitstellen. Den 28en September vermaande het Gerecht de in gezetenen in een keur, die na het luiden der stadsklok van de pui van het Raadhuis werd afgelezen, om de drie eerstvolgende Vrijdagen „strenckelicken te vasten, werken van penitentie te doen, te biechten, aalmissen te geven etc. (Zie Bijlage C.) De zorg voor de arme patiënten werd door de Magistraat insgelijks ernstig ter harte genomen, want reeds den daaropvolgenden dag werd op dezelfde wijze aan het volk bekend gemaakt, dat „armen, die de ziekte kregen moesten aangegeven worden bij de i) Keurb. 1). fol. 147vs. Zie Wassenaar Beschrijving* van Amsterdam 'II dl. V boek p. 227.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 373