221
EENE EPIDEMIE IN DE IGe EEUW.
Beschrijving van Dordrecht, p. 337.
-) De naam van eene der helsche rivieren bij de oude dichters,
welker wateren uit louter vuur en brandende zwavel bestondde hel zelf.
geen aanteekening over de Engelsche zweetziekte be
kend is en evenmin in de Vroedschapsnotulen van
1529 iets daaromtrent voorkomt, heb ik aangaande
dit fabelachtig klinkend verhaal niets naders kunnen
aantreffen.
Nog vindt men over het heerschen der ziekte te
Dordrecht bij Joh. van Beverwijck het volgende
,.ln demaendt van September (1529) begon te Dordrecht
de Sweetende sieckte te komen, die als sij in den jare
1486 in Engelant begon ende gansch onbekent was,
noch door de geneeskonste eenighe verlichtinge be-
quam, sleepte soo grooten menighte van volck mede,
dat men naulicx gheloofde het eijlandt van soo vele
menschen bewoont te werden. Eens opkomende en
nam geen eynde, want al minderde sij wat met hart
weder, soo ontfonckten sij. als wat gesmoort sijnde,
terstont wederom ende dat met groote felligheyt,
sonder yemant te sparen. Daer en is geen schricke-
licker quaet. noch geen gevaerlicker besmettinge. Heeft
evenwel noch dat goet, dat het den mensche niet en
quelt met langbdurige pijne, binnen twaelf uren sleept
het den siecken wech ofte vertoont een sekere hope
des levens. In’t eerste komt het met een haestigh
sweet hetwelck soo brandigh ende stinckende is, dat
dit quaet. gelijck Erasmus spreeckt schijnt sijnen oor-
spronck te hebben uyt de helsche rivier Phlegethon 2).
Het plaeght insonderheyt de nagelen, het druckt
de oxelen soo vast toe, dat de armen niet en konnen
opgeheven werden. Die den brant niet en konden