223 d. Monde. Tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en sta- i) 8 October. S) X. v. tistiek van Utrecht. Ie jaargang 1835, p. 328. EENE EPIDEMIE IN DE 16 EEUW. ende voert tot Bommel ende nederwaert, datter op sunte Dyonysavont J) in die heerlicheyt van Noerdeloes over die vyfticli in liaer sacramenthen laghen.” Utrecht schijnt door de ziekte geducht geteisterd te zijn geworden. Jhr. Eerbern van Amstel van Mijnde, hofmeester van jonker Wolfert van Brederode, telde op de Oude Gracht, tusschen de Waard- en Tolsteegpoort, (ruim een half uur gaans) in één uur tijds twintig lijkbaren. Het getal zieken was zóó groot, dat het den priesters binnen de stad niet mogelijk was, allen de H. Sa cramenten toe te dienen. Omtrent den aard der verschijnselen, vindt men nog aangeteekend, dat „zij met een verschrikkelijk zweeten aankwam, welke uitwaseming zeer brandig was, de nagels en okselen waren zoo vast gedrukt, dat men niet in staat was, dezelve los te krijgen. 2) In Zeeland brak de ziekte den 3en October uit. Uit de rekeningen der stad Middelburg blijkt, dat men aan verschillende personen „extraordinaire gaijgie” betaalde, „overmijds die Peste”? zoo o. a. aan Mr. Jan van Cuelen, „der stede surgijn”. Ook vreemde des kundigen schijnt men in dienst te hebben gehad, want in de rekening van 1529 vindt men onder het hoofd stuk „ónversien costen” vermeld Bet‘bij ordonnantie van de Wet Jan Vogel ende Jan Willemsz. beijde van Dysburch by Ceulen, over dat deselve de scamele ge meente ende ingesetene deser stede gevisenteert ende bewaert hebben, ten tijde als de zweetende zieckte alhier regneerde, de somme van 2 grooten Vlaams.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 377