256
GHIJSKEN VAN AMMERS.
Het is wonderlijk, dat onze vriend de Riemer, die
zoo als blijkt goed op de hoogte was van ’s-Graven-
hage’s geschiedenis, niets meldt over de heerlijkheid
of het Hollandsch leen genaamd Diepenburg, dat meen
ik, moet gezocht worden ten westen der stad, niet
ver van de heerlijkheid Kortenbosch. Of hij er nu
niets van wist dan of hij er niets van meldt omdat
het reeds zooveel jaren spoorloos verdwenen is, weet
ik niet’k weet alleen dat het bestaan heeft en een
Hollandsch leen was. Welnu ons Gijsken van Ammers
is de eerst bekende leenheer van Diepenburg, dus
leenman van den Hollandschen Graaf. Woensdag van
St. Luciendag 1372 bevestigt hertog Aelbrecht de
uitspraak, gedaan door zijn bastaard Oom Jan Aelman
en Philips van Polanen, over de verschillen tusschen
Gijskin van Ammers en den zoon van zijne dochter,
wegens het erven der graaflijke leengoederen en dat
wel betreffende de woning tot Diepenburg met 26
margen lands luttel meer of min en de tienden te
Monster.
Adam van Herwaarde, eerst griffier, later secretaris
van 's-Gravenhage, nog later baljuw en schout van
dat vlek, wordt tevens genoemd schildknaap en hof
jonker, ja zelfs in 1357 ridder, en was in groot aan
zien en blakende gunst bij den vorst, zoo zelfs dat
deze hem „Adam onzen neve’’ noemt. Stellig was deze
Henegouwer een geleerd, dapper en aanzienlijk man,
een echte hofjonker, en alle eigenschappen bezittende,
die hem in des vorsten oog konden aangenaam maken,
doch een neef van den Vorst, in dien tijd heel wat
beteekenende al kwam die titel ook voort door bastaardye,
was hij niet, stellig niet. Op de vraag hoe komt dan
de graaf hem aldus toe te spreken of te betitelen, kan