I 11 volgd door het Plein aan De voorstellers verstouten zich niet om van de Kamer eene beslissing te vragen in welken stijl dat gebouw zou moeten opgetrokken worden. Zij willen gaarne aan de kundige bouwmeesters, die den Minister van Waterstaat ter zijde staan, overlaten om te bepalen welke stijl voor dat gebouw gekozen moet worden. Niet op den weg der Kamer ligt het, dunkt mij. om over onderdeelen van stijl eene beslissing te nemen, maar wat wij wel zeggen is dit: geen nieuw pleistergebouw in die omgeving, een pleistergebouw heden grijs, morgen misschien blauw, en dat „rosé” geweest is. Ik kan mij voorstellen dat de tegenwerping gemaakt wordt, dat wan neer men aan het Departement een vleugel bijbouwt in een anderen stijl dan van het bestaande, men gebrek aan eenheid in het geheele gebouw zal krijgen. Daarop wensch ik vooreerst te antwoorden dat. zooals de teekening. die ter griffie is gedeponeerd, aauwijst. ook iru door den voorgestelden aan bouw geen eenheid zal worden verkregen, want het voorspringend deel aan de Oostzijde van den te verlengen gevel, dat tot model zal strekken voor den aanbouw aan de andere zijde, zal zich niet bevinden aan het uiterste gedeelte van het verlengde gebouw, maar zal nog worden ge- een ander inspringend gedeelte, zoodat. terwijl de gevel aan beide uiteinden een voorsprong heeft, de gevel tegenover het Mauritshuis dien niet aan het einde, maar een meter of zes links daarvan zal krijgen. Ook zal een gedeelte van dien nieuwen uitbouw eene geheele verdieping lager zijn dan de rest van het gebouw, ten einde het licht niet te ontnemen aan de belendende gebouwen. Waarschijnlijk wor den daarmede bedoeld de krotjes, die wij eiken dag op onze wandeling naar het Binnenhof aan onze linkerzijde kunnen zien; mochten deze met hun licht het bestaan verliezen, niemand zeker die daarom zou treuren, de toestand zou er niet door verminderen. Sticht men dus de voorgestelde verlenging van den gevel, dan zal het voor den voorbijganger toch dui delijk zijn, dat men te doen heeft met een aanplaksel, dat men getracht heeft even leelijk te maken als het oorspronkelijke, maar waarvan zal blijken dat men dit doel voorbijgestreefd is. Ik althans kan mij niet anders voorstellen, dan dat de bijvoeging nog leelijker zal zijn dan het oor spronkelijke. Wij wenschen, zooals ons amendement aangeeft, dus stichting van een nieuw gebouw: een gebouw dat verbonden zal zijn en van binnen aan raking zal hebben met het Ministerie van Koloniën, maar dat alleen van buiten niet aantoont dat het behoort tot dat Ministerie: dat naast het Ministerie van Koloniën zal staan even als twee gebouwen in dezelfde straat, waarvan het eene leelijk en het andere mooier is. maar die toch van binnen met elkander communicatie kunnen hebben, zooals dat ook bij andere Ministeriën, bij voorbeeld bij het Ministerie van Oorlog, het geval is. De voorstellers meenen dat eenheid van binnen niet behoeft mede te brengen eenheid van buiten. De nieuwe bijbouw zal 13 meter lang zijn, ongeveer de helft dus van de gevellengte tegenover het Mauritshuis van het bestaande gebouw en dus voldoende om een op zich zelf staand een voudig gebouw op te richten met 4 of 5 ramen naast elkaar en een kleinen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1896 | | pagina 99