10
d. gedrukten Catalogus der Gem. Bibliotheek.
1) 2853
van formant is. om tot een handig* gebruik te kunnen dienen, maar we
willen hopen, dat naast zijne bundels Haaysche Schetsen. die niet minder
pleiten voor het oneindige der Haagsche geschiedenis, als voor het
immer (jri'in van den schrijver, nog eens een 8° editie zal verschijnen,
waardoor het werk ook plaats kan krijgen op de schrijftafel van den
Haagschen geschiedbeoefenaar.
Wat de werkzaamheid van ons geacht eerelid. den Heer Kuyper. aan
belangt. behoef ik slechts te verwijzen naar de Historische kaart. met
tekst, door hem voor ons bearbeid, of naar de bijdrage over 's Haags
Finanticn in liet H. Jaarb. v. 1896, om aan te toonen. dat ..die Haghé”
haar plicht deed, door dien Heer het eerelidmaatschap aan te bieden,
vooral wijl ook het Haagsche Bosch zijn geschiedschrijver in den Heer
Kuyper heeft gevonden, welke bijdrage in den Jaargang* voor 1897 zal
verschijnen.
Ons eereledental is dus.aanmerkelijk uitgebreid. De namen van de zes
hebben een uitstekenden klank. Laten we hopen, dat het orgaan onzer
Vereeniging, het Haagsch Jaarboekje, voortdurend het bewijs zal blijven
leveren, dat ook die leden het orgaan zijn van onzen kring*, ons orgaan
dus. waar we beoogen de bevordering* der geschiedbeoefening van ’s-Gra-
venhage. in de wijdst mogelijke strekking.
Dit, verwacht onze Vereeniging eveneens van U mijne heeren. nieuw
benoemde werkende, en toegetreden buitengewone leden.
Indien ik uwe namenrij overzie. dan lachen de goede uitkomsten mij
reeds tegen: dan voorspel ik mij zei ven nog een reeks van Haagsche
Jaarboekjes met uwe bijdragen gevuld: gevuld, niet met waardeloos
papier, maarniet in figuurlijken zin gesproken. ivoren bladen, waarop in
gouden letteren de historie van ’s-Gravenhage is gegriffeld: dan zie ik
in het verschiet de leesvergaderingen, waarop ieder uwer successievelijk
het spreekgestoelte zal beklimmen, om in dichterlijke taal de./h/A? et gestes
van ons roemrijk den Haag* te verkondigen: dan zie ik door uw invloed
heel de Haagsche burgerij in onze ledenlijst geschreven, want, mijne
heeren, onze Vereeniging rust niet, vóór dat we alle Hagenaars, inge
boren of geïmporteerd, onder het hoedje hebben gevangen, waarop de
kokarde prijkt in de Haagsche kleuren, en waarvan de ooievaar, niet
het traditioneel e aaltje in den bek houdt, maar een lint, waarop het devies
die Haghe prijkt.
Op de eerste ..Nieuwe-Jaars Seegen-Wensch van de ses Aensteekers en
Volder der Lantarens, deser Steede sGraven-Hage. op ’t Ingaen van ‘t
Jaer 1680'’. i) vindt men ook het Haagsche w apen, maar geheel afwijkende
van het gewone, want op den achtergrond van het terrasje groeit een
distelstruik, en in het geornamenteerde schild is in randschrift gedrukt:
Ewich verblyden.
Ik zou haast voor willen stellen om die spreuk van het lantaarnaan-
stekersgilde over te nemen, want hun werk is een goed werk: zij brengen
verlichting aan, waar duisternis begint te heerschen: zij zijn de dragers
van het licht, en één enkele werkstaking zet den Haag* in het donker.