12 der 16e eeuw ongeveer, moet in katholieken zin beschreven worden. Daarom begroeten we gaarne de Heeren E. Rijnenberg en J. J. de Graaf te Voorhout, alsmede de Heer P. A. de Bruijn te Loosduinen, die als kerkelijke waardigheidsbekleders, waarborgen geven voor het met zorg doorvorschen der oude documenten, welke hetzij door traditie, hetzij door gehandhaafde rechten, het eigendom der R.-Kath. kerk zijn gebleven. Maar ook later zijn nieuwe kerken en godshuizen hunnerzijds verrezen, die eene geschiedenis hebben, of bezig zijn eene geschiedenis te maken. Nauw sluit zich bij deze kerkgeschiedenis aan de geschiedenis der protestantsch-kerkelijke gemeenten in Den Haag. Verschil van gevoelen, aan onze dagen niet vreemd, heeft ook in vroegere eeuwen veel onheil berokkend. De heer L. Overman, als secretaris der Synode vandeNeder- duitsch-Hervormde Kerk, die doorkneed is in hare wetten en reglementen, zal zeer zeker uok wel zijn licht willen doen schijnen, waar het gelde oude kerkelijke zaken op te helderen en te verklaren. Predikanten en kerkeraadsleden waren toen ten tijde op het gebied van wetsinterpretatie meerendeels handige advocaten, en letteden. zooals helaas nu ook nog al eens geschiedt, meer op de letter dan op de’n geest, waardoor het hoofd warm, en het hart veelal koud bleef. Meent echter niet, mijne heeren. dat dit een steek onder water is aan ’t adres van de heeren Meesters in de rechten. Om dit te bewijzen haast ik mij den naam te noemen van Mr. L. M. Rollin Couquerque, die o.a. door zijn aardig schetsje in den Tijdspiegel het bewijs heeft geleverd, dat wij de medewerking van Heeren Advocaten op prijs moeten stellen, waar zij de oude rechtsgeschiedenis te onzen bate beoefenen. Ik huiver niet om in onze vereeniging. wars van alle politieke tinne- gieterij, of godsdienstige haarkloverijen, het woord sociaal te noemen, maar wanneer ik dit doe dan is het alleen om er op te wijzen, dat de Heeren W. A. van Hattinga Raven. Mr. E. H. A. vcn Weckherlin. G. E. V. L. van Zuylen. en Mr. C. Bake, volle recht hadden op eene benoeming tot werkend lid, wijl zij allen zitting hebben in de besturen van tal van vereenigingen. welke hier ter stede medewerken om de sociale nooden te lenigen, sociale toestanden te verbeteren, en sociale eischen te beperken-, vereenigingen welke deel uitmaken van het maat schappelijk leven onzer dagen, en waarvan in de toekomst door ons nageslacht de geschiedenis zal worden gevraagd. De staatkundige geschiedenis van Nederland is grootendeels afgespeeld in ’s-Gravenhage. 's Lands geschiedenis, is daardoor ook geworden Haagsche geschiedenis, en als zoodanig vereert het onze vereeniging, dat Mr. W H. de Beaufort, lid der 2e Kamer, die reeds voorlang zijne sporen heeft verdiend als Gbks-schrijver, ook ons tot Gids zal willen wezen, waar het geldt politieke verwikkelingen in haar ontstaan, verloop en gevolgen tot onze beschouwingen te maken. Er zijn namen, die zich zelf aanbevelen. Daartoe reken ik dien van Mr. J.' G. Patijn. Die naam wortelt in de geschiedenis van Den Haag, zoowel als in die van Voorburg, en het stedelijk Museum herinnert er aan, dat er ook in het laatst der 18e eeuw reeds een Burgemeester Patijn

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1897 | | pagina 111